Matthijs Vermeulen
aan
Thea Diepenbrock
Louveciennes, 29 november 1945
Louveciennes
29 nov. 1945
Einde van den arbeidzamen morgen!
Liefste Thea,
mijn bidden naar je was het hooren van je eigen stem,
die aan den horizon mij riep.
Ik luisterde, ik kwam.
En hoe meer ik je lippen, die mij zongen, naderde,
hoe meer ik zingend en gelukkig werd.
De didactische toon van het boekie heeft mij gisteren "gruwelijke" parten gespeeld. Ik zat met een pythagorisch probleem waar ik niet uit kon komen, en telkens wanneer ik aan de litanie dacht verscheen tegelijk het probleem! J'avais beau me triturer les méninges... ik vond noch het een noch het ander. Ik wist goed wat ik je zeggen wou, ik ken de Hollandsche taal... en geen mogelijkheid om iets met die hersens te verrichten. Daar zat ik. Want ik kan geen brief beginnen zonder eerst mijn invocatie te hebben. Jouw brieven van 22-23 hebben me over dat doode punt heen gehaald. Merci, Fée Merveille. Merci pour aujourd'hui... pour cette journée.
Je hebt gezien dat ik sinds verscheidene dagen weer in je empyreum ben, en je ziet dat ik er nog vertoef. Van daaruit, en daarin, druk ik je tegen mij aan, omhelst je
je Matthijs
Wees tevreden voor vandaag met dezen kleinen groet.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA