MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450622 Matthijs Vermeulen aan Thea en Joanna Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea en Joanna Diepenbrock

Louveciennes, 22/23 juni 1945

Louveciennes S et O)

2 Rue de l'Etang

Vrijdag 22 juni 1945

Lieve Thea en Joanna,

Gelukkig. Van morgen ontving ik je brief van 24 mei. Je kreeg waarschijnlijk mijn briefje van 26 mei. We hebben beiden gerekend met een vliegtuig dat er niet was, of dat verdween! Het brengt me in een groote ontroering van dankbaarheid dat jullie, toen het noodig was, ontvangen hebt naar mate van wat je gaf. Ik geloofde het, ik hoopte het, maar de rede verzet zich dikwijls tegen dat soort van geloof en hoop. Het moet nochtans een natuurlijke, goddelijke wet zijn dat men ontvangt naar gelang men geeft. Dit is een der problemen waarmee ik kamp na mijn dubbele nederlaag.

Met Anny (Fofo) is het zóó gegaan: Haar gezondheid, gedurende vorigen zomer, was tamelijk stabiel geweest. Welken invloed hebben de vele bombardementen uitgeoefend op haar zenuw-stelsel? Ik weet het niet. Zij liet nooit iets merken. Was altijd glimlachend. In den middag van Woensdag 23 Augustus, (een mooie zomer-middag) lieten de Duitschers onverwacht een munitie-schuit springen in de Seine, die niet ver van hier is. Alles schudde en beefde. Een massa ruiten barstten in Louveciennes, ook bij ons. Denzelfden avond begon Anny te braken, wat zij sinds een jaar niet gedaan had. Vanaf die dag heeft zij niet meer kunnen eten. Op Vrijdag liet zij, tegen mijn zin, een dokter halen, die eerst een lever-crisis diagnostiseerde, daarna een maagkwaal, en elken dag van behandeling en van medicamenten verwisselde; tot mijn ontsteltenis welke ik niet uiten kon. Haar toestand verergerde snel. Op Dinsdag 29 aug. adviseerde de dokter om haar naar een hospitaal te vervoeren. Zij weigerde, met mijn diepe instemming. De dokter heeft toen eerst de twee kinderen overgehaald. Met hun drieën zijn ze bij mij gekomen om mij te overreden. Wij hadden geen electriciteit, geen petroleum, geen kaarsen, geen gas. Ik ben gezwicht. (Ik had niet moeten en niet mogen zwichten.) Zoodra zij hoorde dat ook ik het hospitaal adviseerde stemde zij toe. Verschrikkelijk. (In mijn binnenste wenschte ik dat zij zou blijven weigeren.) In de namiddag van Dond. 31 Aug. is zij per vracht-auto naar het hospitaal van St Germain vervoerd. Zij kon nauwlijks nog spreken. In den top van de hoogen thuya wapperde een reusachtige vlag, welke Donald gefabriceerd had, en geheschen op den dag der bevrijding van Parijs. Ik heb Anny niet levend teruggezien. Ik had geen schoenen en het eenige hemd dat ik bezat was toevallig in de wasch. Ik moet echter bekennen dat mijn afschuw voor dokters en hospitalen ook een motief is geweest om haar niet te bezoeken; maar evenzeer de hoop, de zekerheid, de wil dat zij genezen zou.

Zij lag in de klasse der onbemiddelden. (Ik had geen geld genoeg voor een kliniek en er liepen geen treinen.) Pas op Maandag 4 Sept. is zij geradioscopeerd, met een vertraging van 3 dagen. Diagnose: versperring van de onderste maagopening veroorzaakt door een gezwel dat zich tot dusverre zelf genezen had, doch dat, genezend, wild vleesch gevormd had. Zij werd gevoed door injectie, onderhuidsch. Eveneens werd een hooge graad van uraemie geconstateerd. Men beweert dat de symptomen dier uraemie plotseling verdwenen zijn. Hoe dan ook, men besloot haar te opereeren; nog iets waarvoor ik een onuitsprekelijke afschuw heb. Zij is, uiterst verzwakt, geopereerd in den morgen van Donderdag 7 Sept. en niet wakker geworden uit de chloroform. Zij stierf in den middag, kwart voor zes. Te half vier had een oud-pastoor, peter van mijn dochter, en verwittigd door haar, de Absolutie over Anny uitgesproken. (Zij was katholiek gedoopt in Indië.) Hij zegt dat zij bij kennis was, doch bewegingloos. (Wat kan zij gedacht hebben in die minuten?)

Ik ben haar gaan halen en heb haar teruggezien op Maandag 11 Sept., dag harer begrafenis. De hemel was eindeloos blauw, en lichtend. Ik vond haar in een kaal, ongemeubeld vertrekje, op een rollend brancard, bewaakt door een oud, kreupel mannetje. Haar oogen waren niet gesloten; de haren ongekamd. (het was 't oude kreupele mannetje vertelde mij later Donald, dat haar de haren kamde.) Zij leek op een kind dat half was ingeslapen, half ontwaakt was in een onmetelijk verdriet. Ik heb haar den trouwring, dien zij thuis gelaten had, aan den vinger geschoven. Ik heb haar tot ziens gezegd. Ik heb haar kist zien toeschroeven. Wij zijn per vrachtauto teruggereden naar Louveciennes, naar de kerk. Het was half drie. De oude pastoor van Louveciennes heeft de Vespers der Overledenen voor haar gezongen. Wij zijn naar het kerkhof gegaan. Er waren veel bloemen. Een krans van het Comité de Libération. (Donald maakte deel uit van de F.F.J.)

De kosten van diverse transporten en van het graf zijn mij voorgeschoten door de gemeente Louveciennes; (later, toen er treinen liepen, door het Consulaat.) Er was geen post-bestelling tot 21 Sept. Een buurvrouw had, zonder mijn voorkennis, in het dorp een collecte gehouden, om ons de middelen te geven tot het kopen van een krans, maar ons de vrijheid latend om het geld voor onszelf te besteden. Wij hebben het geld voor onszelf behouden. De opbrengst der collecte was ongeveer drie duizend francs, een soort van mirakel.

Met Josquin is het zóó gegaan: Hij was sinds lang, wat je hebt kunnen vermoeden uit mijn brieven, in de Résistance. Hij was onversaagd. Hoe dikwijls heb ik in die jaren 's nachts gewacht op het klinken van zijn stap en hoe dikwijls heeft het bekende geluid der poort, der deur mij opluchting, mij geluk bezorgd! Hoe dikwijls heb ik, ondanks mijzelf, gesidderd bij het horen van den motor eener auto die ons huis naderde, voorbijreed! Al zijn kameraden, de een na de ander, zijn gevangen, gefusilleerd. Telkens ontsnapte hij als door een wonder. (Ik had hem onder mijn bescherming en ik kan je dit niet zeggen zonder tranen, mijn allereerste tranen.) Eind 1943 was zijn verblijf hier onmogelijk geworden. Op 28 Febr. 1944 is hij over de Pyreneeën uitgeweken naar Spanje. Om zijn reis te betalen hebben wij de wielen en de banden der auto verkocht van mijn vriend Ernst Levy! In Spanje is hij tot eind mei employé geweest op het Fransch Consulaat van Lérida. Wij hebben nog zes brieven van hem ontvangen. Hij van ons slechts één briefkaart. Op 23 Mei droomde ik dat hij vertrokken was naar Algiers. (Ik heb dat nooit kunnen verifieeren.) Later heb ik vernomen dat hij inderdaad in een oefen-kamp bij Algiers was. Pas eind-September en begin October kreeg ik zijn eerste militaire briefkaarten. Eene, van 11 September, dag van Anny's begrafenis, was aangrijpend voor mij. Hij wist 't (zonder te weten) hij was verwittigd. Ik las haar pas even voor hij zelf zou sneuvelen. Het laatste schrift dat ik van hem ontving was een losgescheurd zakboek-blaadje, hotsend beschreven in een rollende auto, op den weg geworpen, en toevertrouwd aan de onbekende hand die het mij adresseerde. Een blijmoedigen groet. Hij reed naar de vuur-linie. Uit inlichtingen, welke ik geleidelijk heb kunnen verzamelen, blijkt dat hij in Algiers afdoende genezen is van zijn epyleptiforme storingen, door een piqûre welke hem eerst op 't randje van den dood bracht. Hij was korporaal en debarkeerde met het 1er Commando de France in de tweede helft van Augustus op de zuid-kust van Frankrijk. Hij sneuvelde 9 October. Ik heb niet de vaagste intuïtieve kennisgeving gekregen van deze voor mij zoo gewichtige gebeurtenis. Maar in den nacht van Zaterdag 4 Nov. verscheen Anny mij in een droom en zei me tweemaal, terwijl zij gereedschap en materiaal aansleepte: "Ik ga een grafmonumentje metselen." Toen ik haar vroeg: Voor wie? antwoordde zij niet en alles verdween. Ik was dermate vertrouwend betreffende Josquin dat ik twee volle dagen nodig had om mijn droom te duiden. Eerst Maandag-avond 6 Nov. begreep ik, als door een plotselinge ingeving. Den volgenden dag, 's middags, in een stortregen, kwam Aline het mij vertellen, en ik moest haar de woorden ontrukken. 's Avonds, in den stortregen, bracht de burgemeester mij het officieele bericht: Mort pour la France. Ik mag Anny, en de hemelsche machten, danken voor dien verwittigenden droom. Ik weet niet hoe ik het bericht verdragen zou hebben zonder die voorbereiding. Ik heb den kapitein (Louis Fournier) van Josquin's commando verzocht om bijzonderheden. Hij schreef mij 23 dec: Votre fils était depuis le début au 1er Commando. Je le considérais comme un ami très cher plus que comme un subordonné. J'ai ressenti une grande peine à l'annonce de sa mort. C'était un héros. Au combat de Servance (Haute Saône) du 3 au 5 Oct. 44 il s'était déjà distingué. Je venais de le proposer pour le grade de sergent. Le 9 Oct. 44 à 16 heures lors d'une contre attaque allemande, (Secteur de Château Lambert) le tireur de fusil mitrailleur du groupe que commandait votre fils, le soldat Bouget Victor, a été tué. Votre fils n'écoutant que son courage s'est précipité sur le fusil mitrailleur, il a tiré et a été tué presque immédiatement d'une balle en plein coeur. Vrai fils de France, votre fils a été proposé pour la médaille militaire et pour une citation à l'ordre de l'armée. Nous l'aimions tous et son souvenir reste parmi nous. Je vous prie de bien vouloir recevoir l'expression de mes sentiments attristés. Cette formule si bête ne peut rendre toute la douleur que je ressens. Votre fils est enterré au cimetière de Servance, tombe C. 11. – Bij den brief was gevoegd de citation à l'ordre de l'armée. Ik heb ook zijn nalatenschap ontvangen. Er bleek uit dat zijn lijk beroofd was. Alles wat waarde had, zijn ring, zijn horloge, de inhoud zijner portefeuille, was gestolen. In Maart kreeg ik bezoek van de eenige overlevende der groep waarover Josquin aan 't hoofd stond. Hij was zijn vriend. Hij adoreerde Josquin. Hij vertelde mij dat het gevecht geduurd had van 's morgens acht uur, dat zij op een dalende bosch-helling acht mitrailleuses tegenover zich hadden en dat Josquin hem 's middags nog eten gebracht had onder het vuur, "wat hij even goed door een ander had kunnen laten doen" zei hij. Hij verzekerde mij ook dat Josquin minstens zeven duizend francs in zijn portefeuille had, die hij opspaarde voor mij. Niet om de knikkers, maar om het spel, vraag ik mij: waarom werd dat geroofd?

Je weet nu het voornaamste. Ik behoef je niet te zeggen dat ik zwaar gewond ben. Niet in den zin van verdrietig, neurasthenisch, hypochondrisch, of iets dergelijks. Integendeel. De heldere psyche van Anny schijnt zich te hebben overgestort in de mijne, zich meester makend van de mijne, zich identificeerend met de mijne. Al het sombere wat mij vroeger beschaduwde is opgeklaard in licht. Vreemd. Over 't algemeen, en behoudens voorbijgaande inzinkingen is mijn reactie niet geweest een gewaarwording van smart of iets van dien aard maar veeleer van een soort vlammende, verterende en verheugende extase. Ik ben echter in deze toestand onbruikbaar, totaal onbruikbaar voor het normale menschelijke leven, want er is niets menschelijks dat me ook nog maar van eenig belang lijkt. Ik heb verschillende malen gepoogd om deze gevoelens te noteeren in muziek, maar 't is mij tot nu toe niet gelukt. Ik ben bijna voortdurend in een "lyrischen staat" doch ik vind niets in noten dat equivalent, dat adaequaat is aan dien lyrischen staat. Precies als toen ik zestien, zeventien jaar was. Alles wat ik neerschrijf, en wat mij een jaar geleden nog bevredigd, ja verrukt zou hebben, wordt nu door mijn dieper ik afgewezen als "beneden peil". Voor zoover ik constateeren kan gaat mijn dieper ik te werk alsof het zich in de afgelopen negen maanden een geheel nieuw bewustzijn en ook reeds een geheel nieuwe herinnering verwierf. Er was en er is iets onverbreekbaars tusschen Anny en mij. Al zou ik haar beeld kunnen en willen vernietigen, ik zou mij nimmer kunnen losworstelen van dat nieuwe bewustzijn en die nieuwe herinnering welke zoo radieus en zoo hoog stralen, lokken, boven alles wat ik in dezen aardschen vorm gekend heb en droomen kon. Ik doe mijn best om dit koelbloedig, cerebraal te analyseeren, te domineeren. Ik zie tot nu toe slechts één solutie: op de basis van dat nieuwe bewustzijn en nieuwe herinnering te herbeginnen, voort te gaan in een ander leven. Mijn muziek van gisteren is reeds buiten verhouding tot de actueele wereld. Wat zou een muziek zijn welke mij nu als nog onbereikbaar voorzweeft?

23 Juni

Gelukkig! Je brief gleed in de bus met het adres naar buiten. Op dezelfde seconde dat ik je hand herkende zei ik me: Het schrift is hetzelfde. Het heeft niet geleden. Tegelijk een bevrijdende gewaarwording van opluchting, van innerlijke tevredenheid, vermeerderend in een opwelling van dank. Behouden, veilig! Ik wandelde in den tuin, in de ochtendzon. Wat is de schaduw ondoorgrondelijk 's morgens, streelend, rustig, warm, en vol van ik weet niet wat voor beloften. Er waren ook de eerste jonge spinnetjes, bezig aan hun web. De lente kwam hier vroeg en was bijna ongestoord zacht. In 't begin van April had ik reeds seringen en jasmijn. Wat is alles mooi. Ik heb een langen muur van rozen. Zij doen mij denken aan je verjaardag, Thea. Maar wat doet een datum ertoe? Geen dag eindigt voor mij zonder een gelukwensch voor jou. En 's avonds vonkelen de glimwormen tusschen het donkere groen! Zij doen mij denken dat 't morgen sint Jan is, Joanna! Nooit waren de rozen prachtiger. (Er bloeien ook twaalf kleine rozelaars op het graf van Anny.) Ook de gloed der glimwormen was nooit zoo doordringend, zoo onpeilbaar. Hoe blij ben ik, Thea, dat je gekregen hebt wat je gaf.

En wat je nog geven woudt. Het heeft zonder twijfel geholpen dat je in je eigen zorgen je nog bekommerd hebt om ons. Hoe lief van je. Ik schaam mij haast om het je te zeggen: Voor mij is de winter, ofschoon koud, niet hard geweest en niet moeilijk. Ik had altijd een chèque van je in reserve gehouden. In November ontving ik vijf duizend francs van het Comité de Libération; later negen honderd francs van de Fransche Staat, en tevens wederom drie duizend francs van het Comité, dit alles ter herinnering aan Josquin. (Voor mij was het de mysterieuze compensatie van wat er op hem geroofd werd.) Het Consulaat is zoo vriendelijk geweest zijn toelage, die "per persoon" berekend was, niet te verminderen, en elke maand stuurde het mij regelmatig vijftien honderd francs. In hetgeen te duur was, maar noodig en onmisbaar, ben ik sinds Nov. ruimschoots en gratis voorzien geworden door Donald, die buitengewoon rijk is aan allerlei listen en onbegrijpelijke trucs. Zoo heb ik mij kunnen beredderen. Mijn "reserve" slonk nauwlijks. Sinds de terugkeer van Roland is de neiging tot daling een beetje geaccentueerder. Natuurlijk. Hij eet voor drie! Hij had een hoop noodig. Hij moest acclimatiseeren. (Tijdens zijn vijfjarige gevangenschap was zijn moreele tint ongeveer het tegenovergestelde geworden van de kleur die, dank zij Anny, altijd geheerscht heeft in ons huis.) Maar eind-Juni krijgt hij een nieuwe werkkring en hij is bezield van de beste voornemens betreffende mij! Trouwens, zoolang de oorlog (in 't Oosten) voortduurt zal ik geen enkele beslissing hoeven nemen. Desnoods kan ik toe met mijn vijftien honderd francs van het Consulaat. Deze zijde van het leven is mij volmaakt onverschillig geworden. Er is een impuls in me, die mij zegt "je moet honderd jaar worden"; er is een even sterke impuls in me die mij zegt: "je hebt meer dan voldoende en lang genoeg getobd". En ik weet niet naar welke ik moet luisteren. Wist ik het maar! Ik zou me met alle kracht in de gekozen richting kunnen drijven. Alles trekt mij naar de aarde. Ik eet goed; ik slaap goed; ik ben "verschrikkelijk" gezond; ik voel me de tijdgenoot van Donald; ik ben zelfs jonger; zeventien jaar! En tegelijk is dat alles, die som van mogelijke vervoeringen, mij "geen cent" waard, en tegelijk trekt alles me naar ginds. De fameuse ezel van Buridan die honger had en dorst had maar niet kon besluiten tusschen een schepel haver en een emmer water. Hoe te kiezen? En daarbij, op een grond van vroolijkheid, een sensibiliteit welke nog tienmaal "erger" werd dan vorig jaar.

Toen Anny ziek werd was ik bezig aan een copie mijner vijfde symfonie, welke snel een revisie is geworden. Ik heb die eind-Februari beëindigd. Tegelijk heb ik een dagboek gehouden van mijn innerlijke ervaringen. Het is de voortzetting der briefjes welke ik Anny elken dag schreef terwijl zij in 't hospitaal was. Stellig zal niemand het lezen zoolang ik in dezen vorm op deze planeet vertoef. Ik heb dat in Maart onderbroken. Sinds probeer ik te leeren wat ik nog niet wist, of niet genoegzaam wist; of half vergat. Ik studeer! En ik wacht.

Mijn dochter, zooals je gemerkt hebt, is nog niet in 't klooster. ("Quand le bon Dieu le voudra" gelijk zij zegt.) Zij heeft de gelofte afgelegd om haar geliefde niet meer te schrijven. Wonderbaarlijk. Ook zij wendt zich meer en meer naar het karakter van Anny en haar lumineuzen glimlach. Zij is de zonderlingste katholiek die ik ooit gekend heb. Wij hebben nog vele theologische en "mystieke" gesprekken. Zij blijft op haar standpunt. En ik op het mijne! (Zonderling, raadselachtig, dat Anny katholiek moest sterven en katholiek begraven werd.)

Donald is terug uit Beieren en voorloopig in garnizoen bij Fontainebleau. Ik ducht dat hij nog vertrekt naar Indo-China, maar wil zijn plannen niet beïnvloeden.

Mag ik je vragen om Marie bij gelegenheid mijn innige deelneming te betuigen? Mag ik je vragen om haar in kennis te stellen van hetgeen hier gebeurde? Ik heb niet den moed om dat aan iemand mee te deelen. Je bent de eenige en de eerste aan wie ik hierover schrijf.

Hoeveel zou er nog te zeggen zijn over honderd dingen! Doch reeds zes pagina's! Ik mag niet méér vergen van je tijd en je geduld.

Heb je nieuws van oude vrienden? Van Jany? Wie blijft er over? En in welken toestand?

Vreemd, ondraaglijk en, ik weet niet hoe het uit te drukken, (exalteerend?) dat de zomer bijna voorbij zal zijn, de herfst op komst (die herfstdraden der spinnetjes van gisterochtend) alvorens ik hierop een antwoord zal vinden in mijn brievenbus!

Veel hartelijks, dank uit den grond mijner ziel, en elken dag een gelukwensch van je

toegenegen

Matthijs

Om exact te zijn: de chèque welke je vermoedelijk in Juli stuurde heeft ons niet meer bereikt.

de laatste brief welke ik je schreef was gedateerd, meen ik, 22 of 23 Juli.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA