MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440506 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen en Anny Vermeulen-van Hengst

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen en zijn vrouw

Amsterdam, 6-7 mei 1944

6 Mei 1944

Lieve vrienden, Matthijs' briefkaart van 5 April kwam vandaag pas aan, terwijl verschillende latere schrifturen er al eerder waren. Ik ben daardoor in de meening geweest, dat mijn met potlood geschreven brief1 door den censor niet doorgelaten was, daar was nu wel niet veel aan verloren geweest, maar ik vind het toch makkelijker zoo, want anders had ik het gevoel gehad dat ik die kwestie toch nog eens had moeten aanraken, terwijl mijn hoofd er eigenlijk niet meer naar staat (wat nog niet beteekent dat die "kilometers" voor mij van geen nut zouden zijn.)

"God kunnen zien in volle klaarheid", is dat niet alléén mogelijk door het geloof, staat dat niet buiten de sfeer van het verstand? Indien wij met het verstand God konden zien in volle klaarheid, waren wij zelf God; en als de Middeleeuwer God als 't ware oog in oog zag, dan kon hij dat doòr zijn geloof. Je spreekt zelf van de Antieke en de geloovige periode.

7 Mei

Gisteravond riep J. naar boven: daar is een brief van Pipelare. Ik dacht: hoe kan dat nou, nu alweer? En nu was het pas de brief van 25 Maart! Dank voor de snoezige bloemetjes. Of moest ik liever den bon Dieu bedanken, die ze laat groeien? Het is eigenlijk zoo mooi om overal den bon Dieu bij te halen, maar op deze manier (ce sera comme l.b.D. voudra) is het me toch te femelig, te zenuwloos. Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar ik zou daar crazy van worden. Natuurlijk ligt alles in God's hand, ook de bom die op ons neer kan vallen – dat is toch zoo vanzelfsprekend, dat je niet nog eens met zoo'n zoetsappig zinnetje voor den dag hoeft te komen.

Heb je het nu minder druk, Anny, nu de jongens weg zijn, of hielpen zij evenveel mee als zij last bezorgden? Het geeft toch een hoop aardappelen minder te schillen en minder vaat en minder wasch en verstelwerk. – Ik wist niet dat de band tusschen J. en zijn vader zóó sterk was. Wat vreeselijk verdrietig dat ook dat gevoel aan slijting onderhevig bleek te kunnen zijn! Dat alles vergankelijk is, is inderdaad wel heel erg ellendig. Als de menschen zwammen over de schoonheid van de liefde, denk ik altijd: goed, maar zóó vergankelijk; en wat blijft er dan eigenlijk van die bijzondere schoonheid over? "Eine Liebe kenn' ich, die ist treu", zegt Mörike, maar dat is geen aardsche liefde. Aan deze liefde vast te houden is, denk ik, wel een goed middel om tegen het aschkruisje geen bezwaar te hebben. (Anny, merk je wel, dat ik onder invloed van Matthijs bezig ben "voortdurend godvruchtiger" te worden?)

We zijn heel erg benieuwd naar het lied. Waarom zouden we dien tekst niet mooi vinden? Het is een prachtig gedicht. Pappie heeft het aangestreept in zijn Fleurs du mal. Is de herhaling van die regel geen moeilijkheid in de muzikale compositie? Wat je bedoelt met "vermurwden toon" begrijp ik niet precies; ik kan er wel naar raden, maar ik weet niet wat het woord eigenlijk precies uitdrukt. Dat de extase uit is en de verrukking voorbij, vind ik niet dat de sterkste indruk is die het gedicht geeft. Bij alle gedemptheid is het beeld toch zoo hevig, dat het bijna nog is alsof het voortduurt. Of is dat niet zoo, voel jij juist de weemoed van het voorbije erin? – Ik heb het zooeven nog eens overgelezen en zie dat die verleden tijd toch heel sterk werkt in het begin.

Die kwestie van het "daarna" en het "terwijl" zal ik eens aan Engeljan voorleggen. Ik dacht dat het verschil tusschen de kunst en het leven in diè woorden gelegen was. Is iets niet dan pas kunst als het "erna" is? Is het niet ijzer met handen willen breken van die twee onderscheidene momenten een gelijktijdigheid te willen maken? J. en ik dachten beide aan Engeljan's "Ambrosia, wat vaart mij aan"; dat is wel waarschijnlijk wat jij noemt een "terwijl"? Maar dat is voor compositie natuurlijk onbruikbaar.

Wat ik nog eens uitgelegd zou willen krijgen is hoe het al die jaren zonder, of bijna zonder, componeeren is gegaan. Je bent nu doodongelukkig, zoodra je niet aan het werk bent. Had je toen eenvoudig (!) een hoes over je ziel gedaan? Dit vereischt waarschijnlijk een antwoord van kilometers, dat misschien beter later mondeling eens gegeven kan worden.

Met dat hiaat in den brief is het heel gek: dat wat er gestaan had, moet je nog zoo in het hoofd hebben gezeten, dat je je niet kon indenken in de situatie van de lezer, die daar niet van op de hoogte was; met het gevolg dat de eerste zinnen van het tweede gedeelte volkomen onbegrijpelijk zijn! Ook dat van den barbier van Koning Midas begrijp ik trouwens niet: waarom zou je nièt vertellen van het lied? Die akelige Vroons2 heeft inderdaad de Ave's nog steeds niet teruggegeven. Hij woont in Hilversum en ik zou er eens heen moeten gaan na mijn Larensche dag,3 maar dan ga ik als een machine altijd meteen naar den trein. Telephoon is er niet meer in Hilversum en schrijven helpt nooit wat bij zulke vreeselijke lieden. Hoe klinkt nu zoo'n filmpje? even goed als een goede grammophoonplaat? Zouden die menschen geneigd zijn partijen te laten schrijven van één der symphonieën? Als ze dat wilden doen, zou het toch nog in overweging genomen kunnen worden. Ik ken de 1e cello-sonate niet; toen v. Wezel hem gespeeld heeft met Hijman was ik misschien in Weenen of zoo. Wanneer was dat? (Kolisch is een beroemd kwartet; die kerels spelen/speelden ongelooflijk en alles uit hun hoofd, met die 4 instrumenten naar elkaar toe gebogen, net alsof ze aan het improviseeren waren.)

J. en ik gedenken morgen weer eens tot de muziek weer te keeren! Àls ze komt – wat je niet weet voor ze er is – komt er morgen een hulp, die 3 dagen in de week van 9-12 wil komen. Als dat mensch geschikt is – we hebben haar nog niet eens gezien – zijn we daar heel erg mee geholpen. Dinsdags, Donderdags, en Zaterdags zou het zijn, en Woensdags komt de werkster en Vrijdags komt Juffr. Jas wat helpen (die loopt al naar de 80, maar is nog stoer) en Donderdags komt Juffr. v.d.M. een paar uur verstellen, reusachtig netjes. (Wat een lieve uitdrukking heeft zij en wat een prachtige oogen!) Dat ziet er dus naar uit, alsof we weer kunnen gaan studeeren. Met Bertus is het nog wel steeds doorgegaan, maar echt gestudeerd heb ik toch in geen 5 weken meer, en het is dus hard noodig. Intusschen zit ik met idiote (rheumatische?) pijnen in schouders, armen en beenen, wat belemmerend is, omdat ik er zoo door afgeleid word. Hoofdpijn en maagpijn ben ik gewend, hier heb ik veel meer last van. Onze goede Tante Lud, de eenige zuster van Pappie die nog leeft, heeft verleden week een beroerte gehad. Zij was zoo goed als blind en is nu half verlamd, wij kunnen dus niet anders hopen dan dat het spoedig met haar afloopt. Zoo brokkelt het af... De viatique van April is zeker netjes aangekomen? Binnenkort gaat die van Mei. Veel hartelijks van

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Brief d.d. 18 maart.
  2. De tenor Frans Vroons.
  3. Thea gaf dan pianolessen in Laren.