MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19420829 Matthijs Vermeulen aan Wouter Paap

Matthijs Vermeulen

aan

Wouter Paap

Louveciennes, 29 augustus 1942

Louveciennes (S et O)

2 Rue de l'Etang

29 Augustus 1942

Waarde Wouter Paap,

Al verscheidene weken roert er dagelijks iets in mijn kop dat naar uitdrukking zoekt, zonder haar te vinden. Wat ik noodig heb zijn een paar woorden welke eenigszins equivalent kunnen lijken aan die daad van u, en aan het gevoelen dat haar bewogen heeft, om mij met een som gelds welke u zeer waarschijnlijk niet licht missen kunt,1 bij te staan in de moeilijkheden van het leven. Ik zou dat gevoelen willen benaderen, maar het lukt me niet. Hoe lastig is het de dankbaarheid te formuleeren. Honderden malen heb ik me reeds gezegd: "Wat een beste kerel is die Wouter Paap", doch verder kom ik niet. Alles wat daarachter steekt blijft onuitsprekelijk. Het is au fond de schrik, geloof ik, om in extravaganties te vervallen. Eigenlijk kan men zich enkel geheel laten gaan in de muziek.

Het heeft me immer gespeten dat onze briefwisseling van 1939 onderbroken is geworden. Waarom? Ik weet het niet. Ik meen u het laatst geschreven te hebben, zonder nader antwoord te ontvangen. Maar tegenwoordig kan ik me best voorstellen dat u er genoeg van hadt, en me zwaar op de hand vondt, of buitengemeen prikkelbaar. Dat is zeer mogelijk en wellicht gemotiveerd. Als ik aan dien tijd terugdenk heb ik den indruk van nachtwandelen. Van de gansche Derde Symphonie b.v. herinner ik me slechts enkele brokjes met eenige precisie. Niets blijft me over dan de onduidelijke sensatie van een zeer vagen droom. Het is niet zonder bezwaar, misschien niet zonder nadeel, dat men zich isoleert en dat het intiemste wezen met al zijn gewaarwordingen geen menschelijke contacten meer heeft. Komt een oogenblik van vrijheid, van realiteit, dan voelt men zich onwennig als een vogel, om niet te zeggen een tijger!, die jaren lang opgesloten zat in een kooi en plotseling de deur geopend vindt.

Curieus dat ik den indruk heb u miskend en onderschat te hebben. Vorigen herfst herlas ik uw boekje over Bruckner en alles verscheen mij in een kleur die niets opwekte dan instemming. Herinnert u zich misschien ons eerste meeningsverschil over de actualiteit van Bruckner? Vandaag geef ik u in alle opzichten gelijk. De ongelooflijke vooruitgang welke Bruckner gemaakt heeft in de moderne wereld (men vertelt mij dat hij zelfs gespeeld wordt in de bioscoop) is een der verbazingen waarop men het minst verdacht was.

Is uw studie over moderne kerkmuziek nog verschenen waarover u me indertijd schreeft? Zoo ja, en als het niet te veel moeite is om ze te zenden, dan zou ik ze gaarne lezen. Of iets anders, onverschillig wat, om een beetje voeling te houden of te krijgen. Want ik vraag me dikwijls af, of ik, als deze periode voorbij is, niet tienvoudig de impressie zal hebben van haar doorgetogen te zijn als een nachtwandelaar. Soms, als de jongens de radio opendraaien b.v. overvalt me met een soort van benauwenden huiver, het bewustzijn van den afstand tusschen de muziek welke ik maak en de muziek welke men ten gehoore brengt, en met zeer gemengde gevoelens speur ik naar de mogelijkheid van een plaatsje, een rangetje, of ook maar van een redelijk beurtje daartusschen. In een geval als het mijne heeft men niet altijd evenveel moed. Zooals u vermoedelijk van Thea en Joanna Diepenbrock vernaamt schreef ik een vierde symphonie en werk ik aan een vijfde. Het voornaamste verschil met de voorgaande is dunkt me, dat ik, zonder iets prijs te geven van melodie en polymelodie, zeer ernstige pogingen gedaan heb om aan de harmonie haar affectieve functie te hergeven in het gezamelijke organisme. Ik meen dit te mogen beschouwen als een aanwinst. Wat dat betreft stelde ik mij in de Derde nog te uitsluitend op zuiver middeleeuwschen basis. In ieder geval, winst of geen winst, wanneer men niets offeren wil en metterdaad niets offert van de overige organen, dan wordt de techniek aanzienlijk moeilijker waar elke stem met behoud van alle autonomie zich voegt naar een louter harmonisch aspect der expressie en ook in dezen zin verantwoordelijk wordt voor het resultaat. Overigens zijn voor mij de ware, de wezenlijk groote componisten hoe langer hoe meer kerels als Ockeghem en Josquin des Prés.

Maar hoe staat het met uw eigen werk? Wanneer ik denk in welke mate u, Thea en Joanna Diepenbrock, mij een aanmoediging zijt in menig duister moment, omdat ik uw tusschenkomst, uw medewerking niet anders kan zien dan als een soort mirakel, telkens wanneer ik dat bedenk voel ik met buitengewonen spijt hoe weinig anders ik daarnaast kan stellen dan wenschen en leege woorden. Neem ze ten goede, en geloof me, met hartelijke groeten van mijn vrouw, uw werkelijk dankbare

Matthijs Vermeulen

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Het bedrag dat Paap doneerde, was f 100.