MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19270308 Willem Pijper aan Matthijs Vermeulen

Willem Pijper

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 8 maart 1927

Amsterdam, 8 Maart 1927

Saxen Weimarlaan 56III

Beste Matthijs,

Het is wellicht waar dat alle meesterwerken gelegenheidsstukken zijn, Mozart's requiem zoo goed als de Kreutzersonate, als Tristan und Isolde, als het tweede stuk van Debussy's En blanc et noir. Mutatis mutandis mag ik dus mijn verhuizingsannonce op één lijn stellen met de schoone oogen van Mathilde Wesendonck of met de oorlogsverklaring, in 1914, van Wilhelm II. Het deed mij waarlijk pleizier je brief te ontvangen en te lezen.

Ik zend je een ex. van mijn fluitsonate. Ik acht dit het beste van mijn uitgegeven werken en ik zou het op prijs stellen je meening erover te hooren als je het werk hebt doorgelezen. Je violoncelsonate ontving ik, dank. Ik zal haar voorloopig niet spelen, want ik wanhoop eraan ooit een cellist te vinden die over voldoende psychische en muzikale vermogens beschikt om over de – bij God! buitensporige! – moeielijkheden heen te willen komen. Ik vraag mij ook af hoe vaak het ensemble bevredigend zijn zou. Je laat je executanten veel vrijheid, Thijs! méér dan ik b.v. tegenwoordig (nog) durf te doen. Je rekende op een hoeveelheid goodwill bij je solisten die, geloof ik, op het heele continent niet in twee personen vereenigd is aan te treffen. Dit is de periode van hondsch-heden op zijn Casellaasch, van Stravinsky-serenades en Wiener-Doucet-ensembles.1 Dit is geen tijd waarin men nog studeeren wil – tenzij voor de Prix de Rome, of andere verachtelijke onderscheidingen. En de auteurs die het hun solisten zoo weinig naar den zin maken als jij – wat? speelt een cellist iets anders dan Popper?, en waarom zou hij iets anders dan Popper spelen? – mogen wachten. – Jij vond Lévy. Het lijkt mij voldoening-gevend dat hij zich voor je oeuvre interesseert. Ik schreef indertijd, in een paar Holl. kranten, na Zürich, uitvoerig over zijn symphonie. Hij lijkt mij een eminent musicus, met een zeer persoonlijk klankbesef; een persoonlijkheid kortom. Ik wensch je geluk met het feit dat iemand van zijn postuur je werken bewondert en propageert. Dit is van meer belang dan een half dozijn ephemere successen bij een publiek dat vóór je symphonie Stravinsky's pianoconcert toegejuicht zou hebben. Waarachtig – zelden registreerde ik ontstellender val dan die van dezen auteur: Van Le sacre du printemps tot de serenade.. het is tennaastenbij een proces van dementia paralytica, uitgestrekt over een geheele muziekperiode. Maar ik wanhoop niet. Want nimmer waren de mogelijkheden voor een waarachtige renaissance gunstiger, nooit was het materiaal williger dan vandaag. Wij hebben volkomen schoon schip gemaakt, en alle eereschulden zijn betaald. We hebben, in den meest letterlijken zin, geen hemd meer aan het lijf – zouden wij dan niet mogen zeggen dat wij nu pas recht kunnen beginnen? Wees onbeschaamd openhartig over wat je zelf doet: zou je tot beter, persoonlijker uitingen in staat zijn als je niet al je geloof, in alles wat we eens liefhadden – en tendeele nog beminnen, in onze niet productieve, contemplatieve perioden – hadden verloren? Bevat het werk van jou, van mij, van Lévy, van Bartok, van Webern, van Berg, van Van Dieren, niet een stuk toekomst? Ik verwerp Hindemith, maar er zijn twee of drie rechtvaardige maten in zijn metropolis Sodom; ik verwerp Honegger, verwerp Milhaud, verwerp Malipiero, maar hier-en-daar, al te schaarsch weliswaar, kiemt het in hun werk. Zij hebben geen gang genoeg, dat geef ik je toe. Maar crocussen zijn geen wonderboomen, nietwaar? Ik geef tien "goede invallen" voor één seconde vergetelheid-door-klanken. Maar laten wij blij zijn dat b.v. Satie zelfs zijn laatsten posthumen roem nog verspeeld heeft, dat Schoenberg weer componeert (en hoe!) zoodat het Grosse Mysterium des Schweigens plaats gemaakt heeft voor een zeer reëele schoolvosserij, waar niemand meer invliegt... Werkelijk, mijn optimisme is zoo weinig direct hoopvol dat ik er ronduit blij om durf te zijn. Vergissingen werden altijd gemaakt, worden ook vandaag gemaakt, ook in Holland, op zijn tijd ook door jou en mij. Maar dat ik geloof heb in een renouveau, hier in Holland, is een stokpaardje van mij dat ik durf te berijden, gesteund – nog niet door geslaagde praestaties –, maar door het beluisteren van de stroomingen, het observeeren van den geest bij de allerjongsten. Als zij die op 't moment 20 jaar zijn, of daaromtrent, in 1937 geen phalanx van eminente talenten zullen vormen dan zal ik dat als een persoonlijke tekortkoming van ons voelen. Nooit was hier in Holland in de laatste 300 jaar een vruchtbaarder werklust dan tegenwoordig. Het was merkwaardig de successen van jouw Veille in 1926 en van voor eenige jaren te vergelijken met elkaar! Onbewijsbare dingen, goed. We kunnen wachten.

Ik liet niet over mijn 3e symphonie schrijven omdat ik daar op dat moment niemand voor had. Er is één partituur; die had de dirigent; na één auditie, zonder partituur, zou zelfs Sem Dresden, die wel de beste vakman van onze landgenooten is, geen goedgefundeerd artikel geschreven hebben. Ook dit kan wachten, meen ik. Het werk is goed, het werd zooals ik 't mij voorgesteld had, beknopt en zonder één overbodigheid. Ik wilde wel dat je 't eens hoorde.

Ik schreef een Beethoven-artikel in het Haagsche Maandblad. Jouw studie in de Gids, waarover Jany mij sprak, las ik nog niet. Ik trachtte de Beethoven-figuur langs psychologischen weg te benaderen, en kon tot geen andere conclusie komen dan tot het verwerpen van den huidigen Beethovencultus. Hij zal een tijdlang vergeten moeten worden; dit is geen muziekwaardeering meer, dit werd een idée fixe. Géén muziek verdraagt deze onzindelijke behandeling op den duur, en ik vraag mij af wat er van Bach, van Lassus, van Palestrina, van Berlioz zou overblijven, onder de auspicieën van Kunstkringen, Pultvirtuosen, godsdienststichters en verbeteraars. Ik meen bovendien dat Beethoven door onze collega's mateloos overschat wordt, ten koste van Haydn en Mozart. Maar ja – houd maar eens een preek, naar aanleiding van Mozart's Zauberflöte, en haal er den kosmos bij als er een symphonie van Haydn ter sprake komt....

Litteraire waardeeringen, altegader.... Dezelfde ezels die ons Satie aanpraatten zullen ons over tien jaar Beethoven aanpraten. En tegen dien tijd zullen wij misschien tot een aanvaardend verwerpen beginnen te komen. —

Wat je schreef over Mengelberg is nieuw voor mij. Het lijkt mij niet onmogelijk, maar ik twijfel aan de waarheid van het bericht. Ik zwijg, op jouw verzoek, natuurlijk er over. Het zou waarlijk een meedoogenlooze consequentie van het fatum zijn...

Dezelfde man is natuurlijk voor jou een ander dan voor mij. Er vallen weinig gedachten over hem uit te wisselen: ik zag hem altijd meer als een schaakstuk. En het is zeker dat zijn plaats in het Nederlandsche muziekleven van vandaag een ernstige belemmering van het groeiproces is. Dat trouwens in 1920 ook al was! Jij hebt met hem, man-tegen-man gevochten, zooiets bindt. Ik heb dit contact nimmer gehad, en ik betreur het niet. Wij willen afwachten wat de volgende weken ons brengen zullen.

Schrijf mij nog eens. En geef ons zoo spoedig mogelijk een nieuw artikel voor De Muziek. Je Casella-studie uit De Gids was geschikter voor ons dan voor het letterkundige orgaan geweest, zeiden Jany en ik tot elkaar. Het speet mij dat wij het onzen lezers niet hadden kunnen voorleggen!

Een hartelijken groet, je

Willem Pijper.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Jean Wiéner (1896-1982) en Léon Doucet (1895-1950) vormden een vast pianoduo.