MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19210427 Matthijs Vermeulen aan R.N. Roland Holst

Matthijs Vermeulen

aan

Richard Roland Holst

Maartensdijk, 27 april 1921

Woensdagavond

27 Apr. 1921

Beste Rik,

Je begrijpt hoe moeilijk het me valt een verzoek van jou te weigeren. Vooral wanneer je zooveel nuances van slecht allooi vindt in mijn plan tot publicatie der Mengelberg-brieven. Maar het kan niet anders en ik hoop, dat je vriendschap voor mij sterker zal zijn dan de deceptie.

Het is niet om het lawaai, niet om de sensatie, dat ik het doe, want dan zou ik ze aangeboden hebben bij "De Tel.", welke ze waarschijnlijk niet geweigerd had. Het blad, dat ze afdrukt, heeft slechts 600 abonnés. De groote pers behoeft er geen nota van te nemen als ze niet wil.

Het is enkel een "acte van beteekening".

Er was maar één toon, waarop ik Mengelberg, na zoolang tegen hem in 't harrenas geweest te zijn en na vrijwillig gedesarmeerd te hebben, schrijven kon: den toon van gelijkheid. Als componist ben ik hem minstens gelijk. Er was slechts één samenwerking mogelijk: op voet van gelijkheid. Ik weet wel, dat ik daarmee een wonder eischte. Doch waarvoor is men superieur dan om wonderen te doen?

Ik ben met mijne muziek mijn tijd minstens vijf en twintig jaren vooruit. Ik constateer daarmee een simpel feit, zooals een ander constateert dat hij een serum ontdekt, een ander dat hij het radium uitvindt, een ander, dat zijn kip broedsch is. Mijne muziek is bovendien geschreven in eene techniek, welke aan het intellect en aan de psyche des makers de hoogste eischen stelt. Ik ben daar niet trotsch op en zeker niet verwaand om, want in mijn hart vind ik, dat ik niets verdienstelijkers doe dan mijn vader in zijne smidse of een boer die zijn land bewerkt, of een eekhoorn, die een denneappeltje goed afkluift. Ik weet te duidelijk dat eene symphonie in het groote Bestel maar een kleine rol speelt.

Ik heb van mijne muziek echter veel minder juist begrip ondervonden dan mijn vader, de boer, de eekhoorn etc. Men wil dat juiste begrip niet eens. Ik druk me heel voorzichtig uit want ik heb er niets dan ellende van ondervonden. En ik begrijp soms niet, dat ik er mee doorga met componeeren, en waarom eigenlijk. Zelfs mijn beste vrienden interesseeren er zich nauwlijks voor, interesseeren er zich heelemaal niet voor au fond. Ik begrijp ook absoluut niet waarom ik weer een nieuwe symphonie begonnen ben. Want het is me dikwijls of alles zich samenpakt om mijn keel en ik stikken moet.

Heusch, wanneer ik aan het werk ben heb ik zooveel praats niet als men zeggen zou uit dien eersten brief aan M., maar als het werk ten einde is ben ik tevreden, ten eerste omdat het werk niet af is vóór ik tevreden ben (en dat duurt lang) ten tweede omdat ik daar meer gedaan heb dan men van een mensch verlangen kan.

Schilders prijzen hun eigen doeken aan, dichters dragen hun eigen verzen voor met toelichtingen, geleerden meten den melkweg of zeggen, dat zij de constructie van het Atoom-Heelal hebben gevonden, politici brengen het beloofde land, veldheeren nemen op zich een wereld-oorlog te winnen; laat jij een musicus, in wien niemand toch gelooft, zeggen wat hij denkt waard te zijn, en laat hem ook toe dat te zeggen tot den persoon, die het minst van allen dat zal willen gelooven. De musicus zelf draagt daarvan de zwaarste consequentie, want moet het waar maken in de toekomst en wie zal zeggen of La Muse qui est la Grâce misschien nog niet meer geprikkeld is dan haar dienaar Mengelberg. Want voor ieder nieuw werk zijn we toch weer afhankelijke, hulp-behoevende stumpers. Laat jij me dus die "acte van beteekening" doen. Ik zal er niet het allergeringste pleizier van beleven. Als men ze niet doodzwijgt dan zal iedereen er mij hard om vallen. Ik voel het als mijn plicht. Omdat men het licht niet onder de korenmaat mag zetten. Omdat ik niemand de gelegenheid onthouden mag een juist inzicht te hebben. Omdat dit de eenige wijze is, waarop een weerlooze, een bedelaar die ik ben, kan handelen. Omdat de grondtoon toch eigenlijk een noodkreet is, wanneer er goed genoeg geluisterd wordt.

Veel hartelijks van je toegenegen

Matthijs

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA