Ik kan mij terugverplaatsen, met heel mijn wezen, in een verminkte Griekse muziek-tekst uit de tijd van Pericles, en in die noten, een soortgenoot en geestverwant herkennen, wiens innerlijke drijfkrachten dezelfde zijn als de mijne, hoewel al de middelen welke hij gebruikte verschillen van de mijne. Zo ook voel ik me nog familie van de negers, de eskimo's, de chinezen, de arabieren, de hindoes, met het hele verleden.
Maar bij de nieuwelingen van de laatste tien jaren, hoewel ik al hun technisch apparaat, al hun tekens, hun noten, volkomen begrijp, mis ik met de zin van hun mededelingen elk contact, ja zelfs elke mogelijkheid tot contact.
(genoteerd op verso van een blad met een thema in de eerste viool van het Strijkkwartet bij cijfer 30; datering daaraan ontleend)