MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19670223 Henriette A. Lohr aan Matthijs Vermeulen

Henriette A. Lohr

aan

Matthijs Vermeulen

Zwolle, 23 februari 1967

Zwolle, 23. II '67.

Hooggeachte Heer Vermeulen,

Wat was ik blij met de brief van Uw vrouw! Treurig omdat U ziek is en om het vele goede dat mij ontgaan is in de lange jaren van concentratie op mijn werk, met uitsluiting van alles daarbuiten, maar toch blij om dit late contact!

Een vriendin in Utrecht gaf zich enorm veel moeite om "Muziek, dat wonder" voor mij te pakken te krijgen en slaagde bij de 6e boekwinkel. Nu lees ik beide boeken tegelijk, want de Princiepen lees ik langzaam. Vaak ben ik dan met U aan de praat en het amuseert U misschien om die lekenpraat te horen. Ik verwacht er geen antwoord op, want Uw vrouw heeft het druk genoeg met andere dingen.

Mag ik beginnen met te zeggen, dat ik mij erg verheug over de plaat van Uw eigen werk, die U mij wilt sturen! Ik heb het al zo betreurd, dat opvoeringen ontbreken, maar nu zal in April ook Uw laatste symphonie ten gehore worden gebracht! Ook daarop verheug ik mij!

Ik ben heel erg geboeid geweest door alles wat U over de oude muziek schreef! U schreef het met dezelfde verwondering die mij ook bezielt. Maar dan tegelijk met zo'n diepe kennis, die mij ontbreekt. Op blz. 76 stuitte ik ineens op iets dat ik niet op dezelfde manier gevoeld had. U laat de ontdekking van de Mens pas bij een leerling van Galilei beginnen.

Jaren geleden zat ik op een heuvelrug van Siena te schilderen en hoorde muziek van de overkant van het dal, van de Rio del Sole. Leerlingen van de Accademia Chigiana waren daar misschien bezig of misschien waren het ook voorbereidingen voor het Palio. Oude Italiaanse muziek, in elke geval, die een diepe indruk op mij maakte. Kort daarop vond ik die muziek terug op een Archiv-plaat: Landino, Jacopo da Bologna, Giovanni da Cascia, Gherardello. Wat mij daarin zo sterk aangreep, was de pathetische moed van de individuele mensch, die zich uit de collectiviteit losmaakt en die daar meteen zo'n onvergelijkelijke uiting voor vond. Twee eeuwen vóór Galilei! Maar misschien begrijp ik Uw bedoeling toch. De nieuwe vorm om die persoonlijkheid geheel tot uitdrukking te brengen, ontstond waarschijnlijk pas veel later. Fenollosa in zijn altijd nog bewonderenswaardige eerste Kunstgeschiedenis van China en Japan schrijft: "Es klingt paradox, aber es ist dennoch Tatsache,dass der Höhepunkt vor dem Höhepunkt eintritt." Wat ik voelde als het eerste ontwaken van het individu, moet aan de ontplooiing daarvan, die U op het oog had, lang vooraf gegaan zijn.

Mijn reacties op de moderne kunst/muziek (nadat ik er eerst aan heb moeten wennen) zijn vooreerst tweevoudig. Ten eerste bewonder ik er de nauwe verwantschap met de natuur in. Händel kan een koekoek nadoen, maar geen nachtegaal. Vogelklanken, het geluid van water en nog zoveel andere dingen komen in nieuwe muziek vaak treffend tot hun recht. Vanmorgen vroeg luisterde ik naar de hoge wijs van de wind in het dorre riet en dacht dat een modern componist dat zou kunnen vertolken. Maar die bewondering betreft nog iets min of meer uiterlijks. Vaak wordt ik heel diep beroerd door een problematiek, zoals de ouden die nog niet kenden. Dan voel ik ij dieper verbonden, dan met de mooiste muziek van vroeger en dat zegt heel wat!

Getroffen ben ik verder door de overeenkomst met juist die vroege Italiaanse muziek; onlangs opnieuw, toen Felix de Nobel Madrigalen van Gesualdo da Venosa liet volgen door liederen van Badings en Kodaly. Ik vroeg mij af, of de manier van zingen die overeenkomst misschien voortoverde en nam op dezelfde band nog een paar liederen van Gesualdo van een plaat over, maar de overeenkomst bleef. Het gebruik van oude toonsoorten kan er natuurlijk een oorzaak van zijn, maar ik vraag mij af, of het het enige is. Misschien staan wij weer aan de vooravond van een even hachelijke geboorte. Desperaat, maar vol belofte. Troost U, de atoombom kan er geen eind aan maken! "Het Leven is onmetelijk" zeggen de Indiërs. Ergens zal het wel verder gaan. Aan een werkelijke vernietiging geloof ik niet. Men hoeft nog niet precies zoals die Indiërs te denken, om dat idee af te wijzen. Een moderne Indische heilige, wiens naam ik kwijt ben, zei trouwens van de atoombom heel nuchter: "Een prachtig vuurwerk zal dat zijn." Niet dàt wij leven, maar hoè wij leven vond hij belangrijk.

Mijn geschrijf wordt te lang en vermoeiend voor een zieke. Een andere keer hoop ik U weer te mogen schrijven. Inmiddels dank ik U nog eens voor veel mooi's!

Hoogachtend,

H.A. Lohr.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA