Adriaan Roland Holst
aan
Matthijs Vermeulen
Bergen, 15 februari 1967
Bergen N.H. −
15-ii-'67 –
Woensdag –
Beste Thijs −
Door Thea wordt ik geregeld op de hoogte gehouden van je toestand.
Zij zal je ook wel hebben gezegd, dat ik − letterlijk − mijn hart ophaalde aan 't grootsche stuk in "de Groene".
Ik mis, vooral als ik in Laren ben, onze gesprekken, bij jou boven, zoo meer dan erg. –
Een leven lang bleef jij mij, in onze vriendschap, een steun en − vooral − een voorbeeld en een stimulans om het niet op te geven.
Al vond ik dan − tot nu toe − meer erkenning, altijd behield ik het gevoel van bij jou in de schuld te staan, als bij een mij goedgezinde Titan. − Dat zal zoo blijven tot mijn einde, en daarover zal ik je, tot dat einde, dankbaar zijn; want aan je grimmige moed heb ik ook, als ik soms geen raad meer wist, mijn hart opgehaald. –
Als altijd: van harte −
je
Jany
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA