MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19540102 W.J. Caspers aan redactie DGA

W.J. Caspers

aan

redactie De Groene Amsterdammer

Zwolle, begin januari 19541

Geachte Redactie,

In de Groene van 24 December trof ik een artikel aan van de hand van de Heer M. Vermeulen, een artikel waartegen ik ernstige bezwaren meen te moeten inbrengen, die werden geformuleerd in bijgaande kritiek.

Als ongeregeld, doch zeer belangstellend lezer van Uw weekblad, heb ik de Groene steeds gewaardeerd om zijn grote objectiviteit en waarheidsliefde; eigenschappen die de hoop wettigen dat Uw pagina's open staan voor een redelijke en gefundeerde kritiek op het gewraakte artikel. Kan de mijne als zodanig worden betiteld dan zag ik haar gaarne in een der volgende nummers geplaatst (onverkort of in het geheel niet!)

Hoogachtend

WJ Caspers

Slagen in de lucht.2

In de Groene van 24 December was het wekelijkse artikel van de Heer Vermeulen nu eens niet gewijd aan de muziek, doch, getiteld "Tekens aan de lucht", handelde het over de z.g. Undefinite Flying Objects, kortweg Ufo's, bij ons beter bekend als vliegende schotels.

De eerste reactie van een enigszins deskundig lezer zou kunnen worden samengevat in het aloude spreekwoord "Schoenmaker houd je bij je leest"; begeeft men zich echter op het terrein van de exacte wetenschappen, dan is een koel hoofd een eerste vereiste en elk toegeven aan eerste impulsen uit den boze. Daar aan deze voorwaarden in het gewraakte artikel niet is voldaan, is een wetenschappelijke discussie bij voorbaat als zinloos te beschouwen; ik ben echter niet van mening, dat het hier een bijdrage betreft, die met enige wetenschappelijke pretentie is geschreven, doch dat, naar aanleiding van zekere actuele gebeurtenissen, de schrijver zich heeft overgegeven aan bespiegelingen, die in zoverre door hemzelf au serieux werden genomen, dat hij zich gedrongen voelde er enkele kolommen in de Groene mee te vullen.

Mijn kritiek richt zich dan ook voornamelijk op datgene, wat als resultaat van de exacte wetenschappen naar voren wordt gebracht en waaruit onmiddellijk de ondeskundigheid van de Heer Vermeulen op het gebied van de physica blijkt. Nochtans worden zijn toekomstfantasieën bepaald door deze gegevenheden, of wat ons als zodanig wordt voorgezet, zodat de waarde van deze fantasieën staat of valt met de betrouwbaarheid van deze "resultaten".

Mijn kennis van de astrophysica is uiterst gering te noemen en deze is dan ook eensdeels verrijkt door de gedetailleerde beschrijving, die de Heer Vermeulen geeft van de samenstelling van de planeten, anderdeels was hij voldoende ontwikkeld om aanstoot te nemen aan de volgende beschrijving van Venus: "V. hangt onder dikke ondoorzichtige wolken van gas voornamelijk koolstof, en verder weten we niets." Ja verder weten we niets, maar dìt hebben we zelfs nog nooit geweten.

Verder wordt ons verteld dat "er in de natuur, die nochtans rationeel is, dagelijks ontelbare wonderen gebeuren". Ik weet niet wat de Heer Vermeulen onder een "rationele natuur" verstaat; hoogstens de mens is rationeel in het ordenen van het totaal van indrukken, dat zijn bewustzijn ontvangt. Bij die ordening worden zekere regelmatigheden ontdekt, die geformuleerd worden in z.g. natuurwetten, die voortdurend verandering en verfijning behoeven, daar het gebied van waarneming steeds uitgebreider wordt. In deze ontwikkeling is geen plaats voor het begrip wonder; een "onverklaarbaar" verschijnsel is aanleiding tot het opstellen van een nieuwe theorie, ruimer en tegelijkertijd verfijnder dan die, welke als de hoogste "wijsheid" gold tot op het moment van het ontdekken van het "wonder", en het nieuwe verschijnsel wordt zodoende ingepast in het geheel van wat we kennis noemen.

De moeilijkheden bij het lezen van het artikel van de Heer Vermeulen beginnen eerst recht, waar hij zich op allerlei metaphysische zijpaden begeeft; dit gebeurt voortdurend en de onschuldige lezer raakt onverhoeds verdwaald in allerlei irrationeel struikgewas. Die ingenieurs van de Ufo's zijn geen kleine jongens, zelfs de mogelijkheid dat ze de "factor Tijd" hebben opgeheven, wordt in overweging genomen.

"Vliegen ze met de snelheid der gedachte", vraagt de heer Vermeulen; het zou even redelijk zijn de vraag op te werpen of ze graag erwtensoep lusten. Ook zou ik graag willen vernemen, waar het "centrale punt" is gelegen, "waar eenmaal de beweging is begonnen".

Zo zou men kunnen doorgaan en op velerlei punten de kwasi-diepzinnigheid van de heer Vermeulen aan de kaak stellen. Eerst daar mogen metaphysica en bespiegelingen aan het woord komen waar de rede is uitgesproken, althans waar het een onderwerp, als hier wordt behandeld, betreft. De rede krijgt echter geen kans in dit geschrijf, dat in de letterlijke zin des woords als science-fiction kan worden beschouwd.

Het felst moet ik echter protesteren tegen de volgende zinsnede: "Het schijnt me daarom niet onredelijk te vermoeden, te duchten dat de vernielingen van onze alverwoestende gedrochten (hiermede worden atomische wapens bedoeld), zich voortplanten tot de uiteinders van ginds, in beide categorieën van geest en stof dezelfde ontwrichting stichtend". Dit verbijsterende schrikbeeld, andermaal getuigend van grote ondeskundigheid (er is geen enkele wetenschappelijke aanwijzing, noch enig vermoeden, dat in de richting van het bestaan van een dergelijke kettingreactie wijst), is gevaarlijk; gevaarlijk als bron van allerlei kwasi-diepzinnige, pessimistische toekomstdromen, die de mensheid alleen nog wanhopiger kunnen maken dan ze reeds is. We leven in een tijd, waarin vele zekerheden ons zijn ontnomen en waarin we voortdurend belaagd worden door zeer reëele dreigingen; de redactie van de Groene behoede ons voor lugubere verzinsels, ontsproten aan het brein van de Heer Vermeulen. Tegen de gelegenheid, die hem geboden werd de algehele psychose te vergroten, moet met de grootste nadruk protest worden aangetekend.

W.J. CASPERS.

student theoretische physica.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Het datumstempel van het secretariaat van DGA op deze brief (4 JAN 1953) was blijkbaar nog niet doorgedraaid naar 54 (zie brief 14 februari 1954).
  2. Deze ingezonden brief is gericht tegen Vermeulens artikel 'Tekens aan de lucht' in De Groene Amsterdammer van 24 december 1953.