Matthijs Vermeulen
aan
Piet van den Hurk
Amsterdam, 6 maart 1952
Amsterdam
Herengracht 330
6 Maart 1952
Zeer Geachte Heer Van den Hurk,
Met des te meer bereidwilligheid geef in gehoor aan Uw uitnodiging van 4-dezer, aangezien het ruim vijf en twintig jaar geleden is, dat iemand mij naar de Violoncel-sonate gevraagd heeft.
Het exemplaar (in duplo) dat ik U hiernevens zend, werd reeds vergeeld door "de tijd"! Dat ligt aan het papier. Voor de muziek sta ik net zo goed in als toen ik ze schreef.
Ik heb een vol vertrouwen in Van Leeuwen Boomkamp, wat de moeilijkheden aangaat der Violoncel-partij, – maar ik weet natuurlijk niet of mijn muziek hem zal bevallen. Zo niet – dan even goede vrienden. Het duplo-exemplaar dat ik U stuur, is bedoeld om hem bij de studie zijn kijk op het geheel te vergemakkelijken.
Tot mijn spijt ken ik Marinus Voorberg niet genoeg om te kunnen gissen hoeveel dagen hij nodig kan hebben om de noten in de vingers te krijgen met voldoende resultaat om uitdrukking te worden.
Daarom geloof ik dat Laurens Bogtman beter doet door met enkele liederen van Diepenbrock het programma te completeren. Ik heb wel iets dat ik Bogtman gaarne zou horen zingen. Maar mij dunkt dat wij de pianist bij deze gelegenheid niet tè veel hooi op zijn vork moeten laden. Mocht ik hiermede Voorberg onderschatten dan doe ik dat onvrijwillig, uit voorzichtigheid, en ik hoop dat hij 't mij zal vergeven. Ik heb nog een tweede sonate voor violoncel en piano (van 1939) welke totnutoe niet werd uitgevoerd. Wanneer deze eerste lukt kunnen wij daarover misschien later denken?? Wie weet!
Uw voornemens stemmen mij tot grote dankbaarheid. Het blijft echter mogelijk dat zij niet leiden tot het gewenste einde. Het spreekt vanzelf dat ik zeer gaarne een of meer repetities zal bijwonen. Wanneer 't bijgeval niet zover komen zou, wilt u mij dan de hierbij gaande exemplaren der Sonate retourneren?
Met oprechte erkentelijkheid en de warmste Hoogachting,
Matthijs Vermeulen.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA