MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19510929 Paul Pella aan Matthijs Vermeulen

Paul Pella

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29 september 1951

Amsterdam, 29-9-51.

Zeer geachte Heer Vermeulen,

Vijf jaren lang zijn wij langs elkaar voorbijgegaan zonder elkaar te groeten of de hand te drukken. Vaak heb ik het betreurd, dat éen van de drie of vier persoonlijkheden, die te ontmoeten mij waardevol scheen, criticus was en mij een gevoel van "scheid uitvoerende van beoordelende" ervan afhield kennis met U te maken. Nadat ik de brug achter mij hier in Nederland afgebroken had, kwam daadelijk de gedachte in mij op, toenadering te zoeken bij U – nù, nadat U mijn werk niet meer hoeft te critiseren en de contact met de van mij gewaardeerde persoonlijkheid en componist Vermeulen door geen door 't beroep gedicteerde gevoeligheid meer belemmerd kan worden.

De waardering voor U is niet het gevolg van Uw opwekkend artikel in de Groene Amsterdammer.1 Om mijn gezindheid te documenteren mag ik U nu ook zeggen, wat U anders nooit gehoord zoudt hebben, nl. dat ik als lid van de commissie voor opdrachten en prijzen in Juli verklaard heb, dat ik Uw werken voor het meest belangrijke acht, wat ik van nederlandse componisten ken en dat het mij noodzakelijk schijnt U te vragen een opera te componeren of U een prijs toe te kennen. Ik heb nu als lid van deze commissie bedankt en weet niet, wat voor besluiten daar zullen genomen worden, maar ik wilde met deze indiscretie alleen betogen, dat mij de waarde van Uw persoonlijkheid bewust was lang voordat U mij met Uw vriendelijke woorden een grote dienst bewezen hebt.

Niet steeds was ik het met Uw oordeel eens. En ik ben ook overtuigd, dat het ambt van criticus, de dwang te moeten oordelen aanplaats van onbevangen luisteren vaak erg hinderlijk is. Konden wij dus af en toe verschillen in de waardering van een of ander stuk, een of ander prestatie, in essentiële dingen vond ik Uw mening steeds de juiste.

Zoudt U het net zo prettig vinden als ik eens samen te komen, zo zou ik het erg op prijs stellen indien U ons het genoegen zoudt doen, met Uw vrouw een avond bij ons door te brengen. Jan Engelman en Johanna2 zijn van plan deze week een avond bij ons te komen, misschien schikt het U dan, ook van de partij te zijn! Het zou ons ten zeerste verheugen!

Mag ik Uw bericht tegemoetzien?

Met vriendelijke groeten

Uw

Paul Pella

Telef. 25609.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Zie: 'De afbraak van de Opera' in De Groene Amsterdammer van 29 september 1951.
  2. Bedoeld is Joanna Diepenbrock.