G.J.A. Ruys Uitgeversmaatschappij N.V.
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 14 juli 1951
Amsterdam, 14 Juli 1951
Zeer geachte heer Vermeulen,
Hierbij dank ik U zeer voor Uw brief van 12 juli.1 Ik kan mij de omstandigheden waardoor Uw antwoord vertraagd is zeer goed voorstellen en ik ben verheugd dat U thans mijn voorstel wilt overwegen. U vraagt mij naar een omschrijving van wat ik mij voorstel.
Ik zoek een Mengelberg-biografie geplaatst in de muziekhistorie gedurende zijn leven. Ik kan moeilijk een keuze maken tussen objectief en subjectief. Inderdaad vind ik het niet belangrijk dat alle data, feiten enz. vermeld worden, maar wel dat de figuur Mengelberg als kunstenaar in zijn tijdsbeeld duidelijk geschilderd wordt. Wat betreft deze schildering zoek ik uiteraard wel weer beslist naar objectiviteit en dit is één der redenen waarom ik mij tot U gewend heb. Ik voel nml. niet voor een voortzetting van de Mengelberg mythe zonder meer, maar veel meer voor een oprecht geschrift over hem dat zijn falen in menig opzicht zo min verhult als zijn grote betekenis op menig ander punt.
Het aantal woorden tekst kan ik nog moeilijk schatten. Ik stel mij voor dat zo'n uitgave ongeveer 250 pag. groot zou zijn, dus ca. 90.000 woorden. Maar ik weet helemaal niet welke omvang er door U, als U tot schrijven overgaat, nodig geacht moet worden met het oog op het onderwerp. Dit kunt U beter beoordelen dan ik en ik zou U er in elk geval nog graag over willen spreken.
Hetzelfde geldt voor het honorarium. Ik stel mij gaarne op het standpunt dat het auteurshonorarium volstrekt geen sluitpost moet worden op de begroting van een boek, maar dat de verrichte arbeid naar behoren moet worden vergoed. Het ligt echter wel voor de hand dat ik niet vele duizenden guldens kan uittrekken, maar misschien is er een vorm te vinden door een vast bedrag per druk vast te stellen, waarmee enerzijds de arbeid in eerste instantie op redelijke wijze wordt vergoed, en anderzijds de mogelijkheid wordt gegeven dat de auteur ten volle deelt in een mogelijk succes van het boek. Het lijkt mij echter beter om hierover mondeling nader te spreken.
Uw derde vraag betreft het tijdstip waarop een en ander gereed zou moeten zijn. Ook hierbij hoogstens een wens van mijn kant, nml. dat het boek bijv. eind volgend jaar zou kunnen verschijnen. Indien het eerder mogelijk zou zijn, is zulks natuurlijk wel ideaal.
Ik zal het zeer op prijs stellen om nader met U hierover te overleggen. Ik hoop zeer dat het bovenstaande voor U aanleiding kan zijn tot zulk een gesprek. Gaarne hoor ik dan Uw voorstel omtrent plaats en tijdstip.
Met de meeste hoogachting,
G.J.A. RUYS UITG. MIJ N.V.
H. van Veen, Dir.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA