MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19491030 Anthony van Kampen aan Matthijs Vermeulen

Anthony van Kampen

aan

Matthijs Vermeulen

Bergen, 30 oktober 1949

Bergen, 30/10/'49

Hooggeachte Heer Vermeulen,

U kent mij niet, ik ken U niet. Ik ken alleen Uw wekelijkse bijdragen in De Groene, en ik hoorde, bij tijd en wijle, van muzikanten wel eens bijzonderheden over Uw persoon en werk. Bijna iedereen noemde U een zeer kritisch man, en velen dezer muzikanten scheppen er een heimelijk plezier in, dat de felle muzikale opposant nu ook eens "z'n portie" kreeg. Dat is dan weliswaar niet groots, maar wel erg menselijk.

Ik vind Uw bijdragen in De Groene buitengewoon belangrijk en ik reken ze tot het allerbeste dat in dit blad verschijnt. Ondanks het feit, dat ik zelf geen musicus ben en zelfs geen instrument bespeel. Maar ik luister ontzaglijk graag naar muziek en Uw vernieuwingspogingen volg ik met grote aandacht.

Of men het nu in muziek-kringen met U eens, dan wel òn-eens is, lijkt mij niet het voornaamste. Wel, dat ge de mensen aan het denken hebt gezet. Er was ineens een "schok", die opinies deed botsen. En een "schok" geeft bijna ook elk tijdschriftartikel van U.

In de laatste Groene publiceerde U die open brief aan de heer Esscher [sic]. Ik vond dat maar een trieste brief. Triest, omdat hij zo precies past in deze tijd. Een tijd, waarin het evangelie van de haat van de daken wordt geschreeuwd en waarin de ene mens z'n uiterste best doet de andere mens het leven te verzuren en te bederven. Er wordt hopeloos veel kapot gemaakt en nu is de verhouding Vermeulen-Esscher ook kapot. Dat is heel triest en het stemt eigenlijk tot wanhoop. Ik vraag me echter af of er werkelijk aanleiding voor zoiets is geweest.

Als ik Uw artikelen goed lees, dan zijt ge een filosoof, zij het een "motorisch" filosoof. De ontvangst van Uw beide laatste Symphonieën was blijkbaar niet zodanig als ge had verwacht. Men liep weg. Men lachte wat en er werd hier en daar gesmaald. Er waren spotters. Er werd gespot en gehoond met en over het werk dat het beste was wat U te geven had. Daar bent U boos om geworden en ge zijt teleurgesteld. Er was een desillusie. Dat lees ik tenminste tussen de regels door in die brief aan de heer Esscher.

Hooggeachte heer Vermeulen, dit nu begrijp ik niet. Werd Van Gogh begrepen? En de Curies? Copernicus en Herman Melville? Gauguin? Ik noem een paar namen voor de vuist weg en er zijn er tientallen, honderdtallen aan toe te voegen. Zij allen waren vernieuwers, artistieke en wetenschappelijke revolutionnairen. Ze brachten allemaal iets nieuws. Ze braken met het oude en gaven het nieuwe. Elk wees een nieuwe weg aan. En allen werden bespot en gehoond. Zoals ook een der grootste hervormers, wellicht de grootste, gehoond en bespot werd: Jezus.

Zo was het en zou het ooit anders worden?

Die trieste brief van U aan de heer Esscher zit me dwars. Hij past niet bij U. En hij had veel beter òngeschreven, en in elk geval ongepubliceerd kunnen blijven. Hier ging iets dat, om een mode-uitdrukking te bezigen, op "hoog niveau" stond, kapot en het had heel moeten blijven!

Ik ben er absoluut van overtuigd dat duizenden in dit land er niet anders over denken, ook al hoort U hun stem niet. Het moet heel blijven voor een zaak, die geweldig belangrijk is; die zaak heet: de muziek.

Ik merk hier in Bergen bij mijn vrienden, in Amsterdam onder mijn relaties en in de trein bij de reizigers, dat er op muzikaal gebied in Nederland iets is gebeurd. Er sloeg een bliksem in. Een oud huis ging ineens wankelen. Een harde valwind kwam een rustige vallei binnen. Heeft U er wel enig idee van, geachte heer Vermeulen, hoeveel twistgesprekken er gevoerd werden en worden (en nog zullen worden) over die twee Symphonieën? Waarschijnlijk niet. En die gesprekken worden weliswaar niet gevoerd in dat slechts halfverstaanbare muziek-jargon van al te veel bladen, en ze staan weliswaar lang niet altijd op "hoog niveau", maar er is pro en contra, men maakt zich druk over dit alles, er is een botsing van meningen. En dat is reeds een uiterst zeldzaam verschijnsel in een tijd, waarin alleen gesprek-botsingen plegen voor te komen over vraagstukken de Fiscus betreffende, de Wederopbouw en de 3e Wereldoorlog.

Ik geloof dat U zich, met al Uw scherpzinnigheid, al Uw mensenkennis, al uw filosophische inzichten in de dingen van de geest, vergist hebt. U hebt dankbaarheid en instemming verwacht en maar al te veel òn-dankbaarheid en verwerping gekregen. Voor een doorsnee-mens is dat een reden bedroefd te zijn en gedesillusioneerd. Maar is het dit ook voor een kunstenaar en voor iemand die het wezen der dingen zo diep gepeild heeft als U? Ik geloof van niet en daarom vind ik die laatste brief in De Groene zo triest.

U bent kunstenaar. Omdat U dat bent zijt ge de karavaan mijlen vooruit. Zo ver, dat ge het geblaf en gehuil der honden toch feitelijk niet meer kunt horen. Laat ze rustig blaffen en plezier en bevrediging vinden in dat blaffen. En reist gij door. Want dat is belangrijk!

Ik schreef dezer dagen in enkele bladen een kroniekje over uw werk. Als ge het hebt gelezen wil ik U zeggen dat er niets onvriendelijks mee werd bedoeld. Maar nu ge zo teleurgesteld bent over de brief van de heer Esscher vrees ik dat ge ook uit dit stukje iets gepeurd hebt dat er beslist niet in zat. Overigens was het een stukje van geen importantie.

Ik hoop nu twee dingen: in de eerste plaats dat ge zult voortgaan artikelen te publiceren in De Groene. En ook dat ge zult doorgaan met componeren. Deze tijd is niet zo erg vruchtbaar voor een "nieuwe muziek", maar was hij dat eigenlijk wel ooit? Dit moge dan een schrale troost zijn, in elk geval een troost. En dan nog: verbreek die banden met de heer Esscher niet. Daarvoor is dit "niveau" veel te hoog! Ge doet er niemand een plezier mee en er is werkelijk geen reden voor.

Ik schrijf dit persoonlijk maar ik ben er volkomen van overtuigd dat deze brief duizenden uit dit land uit het hart is gegrepen, ook al behoren ze dan niet tot de upper ten der muzikale experts.

Maakt U van dat "vale" maar "tot weerziens" en zo spoedig mogelijk ook.

Met hartelijke groet en U alle inspiratie (en toekomstig) succes wensend,

hoogachtend,

Uw dw.

Anthony van Kampen

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA