Piet Tiggers
aan
Matthijs Vermeulen en Thea Vermeulen-Diepenbrock
Amsterdam, 29 augustus 1948
Amsterdam, 29/8 1948
Beste Thea en Matthijs,
Ik kom even bij jullie een serie verzuchtingen slaken. Dan ben ik ten minste éven bevrijd van m'n beklemdheid.
Wij gedrieën zijn het over de muzikale speeldiertjes op de Amsterdamse podia ook wel eens niet eens.
Maar ik ben nu geschrokken van meneer Karel Mengelberg over Askenase: groter schoonheid niet denkbaar, zeit-ie. En Bertus vindt het weer nodig R. Mengelberg een veer in z'n achterwerk te steken. Bertus "likt" op een nare manier (van Wezel-pluim en Badings-pluim).
Wat moeten wij – de ouderen en de meer ervarenen – doen om onze collega's te redden?
Mijn kunstredactieleden vinden alle kranten gewauwel, uitgezonderd Groene, N.R.C. en soms Vrije Volk. Ik schaam me vaak met "critici" als Karel, Bertus, van Eeden – – –
Zojuist belt v/d Griend me op, dat er in de NRC zo'n fijngesteld stukje over Askenase staat. Dit deed me genoegen te horen.
Hartelijke groeten
Piet.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA