MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19480122 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Bergen, 22 januari 1948

Bergen N.H.

22. i. '48 –

Donderdag –

Beste Thijs,

Ziehier dan – eindelijk – de beloofde drukwerken...

Bij de twee bundels gedichten (vermeerderde herdrukken van een bundel, die in het najaar van 1940 verscheen: je kan de détails daarover in de boeken lezen), voeg ik een bibliophiele uitgave "Van Erts tot Arend" en een klein boekje "De Twee Planeten", waarin dezelfde conceptie, iets minder gecomprimeerd, uiteen wordt gezet. Dit laatste schreef ik onder ongunstige omstandigheden aan boord van de "Oranjefontein" naar Zuid-Afrika. Het was bedoeld als tekst voor een mijner lezingen in dat land; ik gaf dit slechts één maal ten beste! het bleek zoowel te lang als te moeilijk voor een lezing. Voor een uitgave is 't, naar mijn zin, te oppervlakkig; vandaar dat ik "Van Erts tot Arend" liever onder je aandacht breng.

Je zult zien, hoe in zekeren, lang niet onessentieelen zin, jouw conceptie en de mijne overeenstemmen, en hoe ik tot een conclusie kom, die in pessimisme jouw optimisme vrijwel evenaart.

Ik stel er mij véél van voor, over deze zaken nog eens met je te praten bij dat kleine raam met uitzicht op enkele daken en een stuk hemel, of zwerk – de hemel voor jou; voor mij dat zwerk.

Gisteren, ter Koepel, sprak ik Rients Dijkstra over het "Groene"-conflict, waar je mij van vertelde. Hij was zéér getroffen door je bereid-zijn, eventueel in deze onverkwikkelijke zaak voor hem te ijveren. Maar er is niets meer aan te doen. Wél schijnt het, dat, op den duur, een andere wending voor het weekblad niet uitgesloten is. –

Inmiddels zal je wel gehoord hebben van het telegram, dat Strauss in 1934 aan Goebbels zond, en dat in "de Groene" zal worden gepubliceerd. Het is, inderdaad, afdoende – alleen het jaartal zou door Curt en de zijnen nog als verzachtende omstandigheid kunnen worden aangevoerd. –

Mevr. du Perron liet mij je brief lezen, waarmee ik het woord voor woord eens ben. Ik legde er nog eens speciaal nadruk op, dat jij, den dag van dat gesprek, du P.'s bladzijden tegen jouw stuk over Gide, nog niet kende, en dat je uitlating dus in geen geval persoonlijk was bedoeld. – Ik denk, dat deze zaak nu wel "uit de wereld" is – en waar kan wat of wie ook beter "uit" zijn?

Ik voorzag daarnet een gesprek voor jouw raam, maar ik geef de hoop niet op, dat ik jullie eens nog bij mij zal zien in de kamer, waar ik dit nu zit te schrijven, en die ik eens mijn "nest van heimwee" heb genoemd. –

Hartelijke groeten voor jullie beiden, en een hand van

je

Jany