MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19471107 Bert Krop aan Matthijs Vermeulen

Bert Krop

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 7 november 1947

Amsterdam 7 November 1947.

Beste Matthijs,

En hier dan het vervolg van de gisteren gevoerde debatten over de interpellatie-Bot:

De heer TAS (P.v.d.A.) acht algeheele verbreking van de cultureele banden met Duitschland met verwijzing naar Goethe en Hindemith niet wenschelijk. Het Concertgebouw schiet echter tekort in de stuwing van onze nationale muziek. Zoo werd deze Duitsche uitvoering des te pijnlijker. Engeland staat er anders voor, omdat het niet bezet is geweest. Wij hebben onze eigen geschiedenis.

De beteekenis van het "In memoriam" als een herinnering aan het nazi-bewind of aan Hitler moge dan niet bewijsbaar zijn, maar de toelichting in het programma getuigde toch van een groote tactloosheid. Daarin werd ook geschreven over "ons orkest en zijn dirigent". Het lijkt alles op een clan-vorming van de gezuiverden. In dit verband licht spreker de doopceel van mr. Cornelis, Hein Jordans en Jan Koetsier.

Wat de motie betreft, ook spreker betreurt de geste, maar het Concertgebouw heeft geen politieke banden met de gemeente en de uitspraak in de motie, dat de gemeenteraad de geste betreurt, is dan ook een machteloos gebaar, dat het Concertgebouw te veel eer aandoet. Laat liever de pas geïnstalleerde commissie voor de verhouding tusschen gemeentebestuur en Concertgebouw, waarin ook de heer Bot zitting heeft, zich uitspreken.

Mevr. HEIJERMANS (onafh. soc.) herinnerde nogmaals aan het presidentschap van Strauss van de Reichskulturkammer en voegde daaraan toe, dat Strauss op 2 Februari 1942 de partituur van "Metamorfosen" naar aanleiding van het jubileum van het Japansche Rijk aan den Japanschen gezant te Berlijn heeft aangeboden, alsmede aan het Strauss-programma van de Duitsche weermacht in 1944.

Bruno Walter zegt, dat de kunst boven de politiek verheven is, maar hij is in 1939 naar Amerika gegaan evenals bijna alle andere Duitschers van groote cultureele beteekenis. Richard Strauss en Gerhard Hauptmann echter zijn gebleven en hebben een slecht figuur gemaakt. Voorts memoreerde spreekster, dat prof. Donkersloot in een gesprek met haar zich heeft uitgesproken tegen Rudolf Mengelberg, die zich in den bezettingstijd wel bezighield met den Geschäftsführer, maar niet met de Organisatie van Nederlandsche Orkesten. Hij vond in 1945 een speciaal openingsconcert niet noodig en evenmin heeft hij den teruggekeerden joodschen leden van het orkest een welkom toegeroepen. Wel heeft hij tijdens de bezetting den Duitschen dirigent Eugen Jochum hier laten optreden. Spreekster vreest, dat wij op deze manier een eerste cultuurbasis van een nieuw fascistisch systeem krijgen. Volgens haar slaat het "In memoriam" wel degelijk op Hitler. Artistieke vrijheid is goed, maar dit gaat veel te ver.

De heer STEINMETZ (K.V.P.) sprak van een gemetamorfoseerde interpellatie, omdat de heer Bot het probleem der leiding van het bestuur van het Concertgebouw in het algemeen aan de orde heeft gesteld buiten de vragen om. De motie had alleen op Vraag 7 moeten slaan. De uitdrukking "op het programma nemen" zegt spreker niets. De verhouding tusschen de gemeente en het Concertgebouw is niet aan de orde. Bovendien zal de pas geïnstalleerde commissie daarover rapport uitbrengen, zoodat de discussie vanzelf aan de orde zal komen en dan moet de geheele leiding worden beoordeeld. Spreker wilde niet uitweiden over finesses en noemde de interpellatie slecht geslaagd. Hij ried aan, de motie terug te nemen.

Mr. ROOSJE (a.r.) achtte de interpellatie reeds door de feiten achterhaald. De interpellant vergat zijn eigen vragen en borduurde voort op de contouren van een eigen stramien. In het algemeen is het waar, dat hier nog wel wat Duitsch spinrag is blijven hangen op verschillend gebied, maar wat het Concertgebouw betreft is er nu immers een commissie ingesteld, waarnaar ook spreker verwees. Het antwoord van B. en W. noemde hij overtuigend.

Mej. LUNS (K.V.P.) voelde ook geen behoefte aan een motie. Zij citeerde het gezegde "C'est pire qu'un crime, c'est une sottise" en sprak van een bijna Teutoonsch gebrek aan bescheidenheid en tact, die hier geheel ontbreken, en slechts wrevel en verontwaardiging wekt. Laat de commissie vooral ook het artistiek beheer onderzoeken.

De heer GORTZAK (C.P.N.) stelde vast, dat de uitvoering van "Metamorfosen" door allen in den Raad wordt betreurd. In die omstandigheden mag de interpellatie niet overbodig heeten. De onzuiveren kijken, hoe ver zij kunnen gaan. Feitelijk heeft de gemeenteraad zich tegen de geheele leiding van het Concertgebouw uitgesproken; niet alleen tegen het geïncrimineerde feit, zoodat de heer Bot tevreden kan zijn.

Wethouder DE ROOS betoogde nogmaals, dat gevoeligheden natuurlijk niet mogen worden gekwetst en dat B. en W. dit aan het Concertgebouw hebben of zullen doen blijken. De commissie is nu geïnstalleerd en het heeft geen zin nogmaals op het "In memoriam" in te gaan. Voor de motie bestaat dan ook geen aanleiding.

De heer BOT constateerde tenslotte, dat vrijwel unaniem was uitgesproken hetgeen hij bedoelde, met uitzondering van den heer ROOSJE. Toen spreker zijn interpellatie aanvroeg, was de commissie nog niet geïnstalleerd. In elk geval is duidelijk gebleken, dat de Raad het gevoerde beleid afkeurt. Een en ander was voor spreker aanleiding tot intrekking van zijn motie.

En met dit besluit besluit ik mijn relaas. Als steeds je

Bert. Krop.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA