MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460612 Matthijs Vermeulen aan Thea Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea Diepenbrock

Louveciennes, 12 juni 1946

Louveciennes

Woensdagavond

12 juni 1946

Mijn stormige, wilde, ongestuime Thea,

Zou 't aan mij liggen dat er uit je brief van Vrijdag (begonnen met je vraag naar de litanie en eindigend met "ik vibreer in je") vonken sprankelden en sproeiden van een vivifieerende macht welke ik niet kon gissen en die ik moest inbinden omdat zij te sterk werd? Of lag het aan jou? Was je dien dag bijzonder radio-actief?? Ik wou dat wel weten. Ik verwachtte een stroom, natuurlijk, na 96 uren wachten. Maar niet van zulk meeslepend geweld; en zeker niet zóó dat je verlokkender werd en nabijer dan die lotus waarvan ik eens droomde. Nu nog ben ik er een tikje zwaaiende van!

Den ganschen dag was ik bezig met dat artikel. Het moest beëindigd worden, want gisteren bleef ik steken bij 't slot. Ik moest 't corrigeeren, omdat ik hiaten merkte. Ten laatste had ik 't te copieeren, tegen heug en meug. Pas om zes uur was ik klaar. Morgen expedieer ik het aan Dijkstra. Ik stuur je het klad, hoewel 't ontcijferen je tijd zal kosten, en ofschoon je voor een deel weet wat erin staat. Je hoeft 't niet te lezen als j'er geen zin in hebt. Eerst aarzelde ik om 't je te zenden. Maar ik dacht: "ik zou 't prettig vinden zoo iets te ontvangen van Thea, misschien zij ook wel van mij." (vreemd: al wat ik je vanavond zeg doet me aphroditisch aan!) Ik heb met dat artikel het zonderlinge gevoel van te debuteeren. Sinds 1930, geloof ik, publiceerde ik niets meer in Holland. Als je 't leest zal 't lastig en belemmerend zijn om het gangetje te bewaren! ik hoop dat 't je niet tegenvalt; maar zeg me altijd ronduit je opinie. Voor mij was 't tamelijk moeilijke probleem: iets te schrijven dat "de aandacht trekt" doch zonder eenigen schijn van 't expres te doen.

Het is voor mij vervoerend, Thea, dat je liefgehad wilt worden om jezelf. En als ik je roep in mijn gedachten, als ik je liefkoos, bemin ik jezelf, en om jezelf. Ik ben dan heelemaal verzonken in jou. En denk niets dan jou. Een kind van jou was ook nog niet in die gedachten, – één keer, in November, uitgezonderd. Het was veel meer in mijn na-gedachten. Dat ik een kind van je verlang is ook niet geheel het juiste woord. Ik verwacht het eer. Maar dit verwachten, sinds 't begon, leek me zoo iets liefs, en behoorend bij jou, dat het van verlangen bijna niet te onderscheiden viel. Maar 't was geen wil bij me, zelfs geen directe wensch, het is alleen slechts iets wat óók gelukkig zou zijn. En als je dat kind nu niet krijgt dan is 't even goed om zoo te zeggen, hoewel een stem in mijn binnenste me schijnt te vertellen dat je het kind zult krijgen. En wat me verwondert is, dat ik die stem graag hoor met mijn bewustzijn. Want er is in mijn mentaliteit een heele periode geweest – na den dood van Josquin – dat ik mij niet kon verklaren het avontuur van een kind te krijgen met al zijn onvoorzienbare wisselvalligheden aangedurfd te hebben, en die retrospectieve schrik was zoo heftig dat ik bij 't simpele idee van dat te herbeginnen, in me zelf ontzet terugdeinsde. En dit is het verbazende voor me: sinds die stem me spreekt over een kind van jou is al die ontsteltenis geweken; het werd niet enkel iets heel gewoons waarbij van aandurven zelfs geen kwestie meer was, maar het werd iets liefelijks, iets dat ik zou kunnen verlangen, iets dat me zelfs zou kunnen verlokken, waarover mijn binnenste zou willen mijmeren als over een geluk. Dat is weer allemaal heel genuanceerd. Want dat geluk is niet noodzakelijk, niet onmisbaar, zooals jij me onmisbaar en noodig geworden bent. En ook dat noodig-zijn van jou voor mij is weer zonderling gekleurd. Want hoe lichamelijk en sensueel ik ook verlang naar je lichaam, ik zou dat contact met je lichaam kunnen missen wanneer het moest, doch er is iets anders van je, iets subtielers, en toch weer met je lichaam verband houdend, dat ik me niet kan voorstellen nog ooit te kunnen ontberen, en dat zonder twijfel jezelf is, je echtste zelf.

Morgen verder, lieve, liefste Thea. Het is middernacht. Ja, het zal heerlijk zijn die gesprekken, en andere, samen te houden,

jij in de armen van je

Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA