MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460426b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 26-27 april 1946

 

26 April '46

Het is kwart over 10, Matthijslief; tot besluit van den dag nog een causette. Ik heb vanmiddag liggen soezen in bed, ben tegen half 5 naar beneden gegaan, omdat J. toen uit moest en er iemand kon komen, die niet voor niets mocht bellen, heb een paar uur brieven geschreven, een hapje opgewarmd en ben om 7 u. weer in bed gestapt. Vanaf 9 uur ben ik weer op de been geweest, want toen werd er herhaaldelijk opgebeld en ik wou een K.L.M-pakje voor je maken. Misschien komt er morgen bericht of je het eerste hebt ontvangen. Ik weet niet of ik morgen in staat zal zijn erheen te gaan – de verhooging zal wel over zijn, maar ik zit met een dikke keel, waarvan ik nog niet weet of ik hem vlug of langzaam weer dun krijg – anders Maandag. Het is vervelend dat er geen margarine te krijgen is, ik denk dat de menschen voor hun Paaschtaarten dermate zwart gekocht hebben dat er niet meer is. Aan suiker is ook niet te komen. En de man, die niet voor niets mocht bellen, is een zwarthandelaar, die me vet zou brengen voor jou, maar hij is niet verschenen. (daarentegen de kapelaan – voor huisbezoek – dien ik weggestuurd heb.) Het laatste pakje Analac en de lekkerder cereal die eveneens uitverkocht is, was voor jouw Paschen bestemd geweest…

Je laatste brieven nog eens overlezend, zie ik dat je toch een lastige man bent: dat je ook op Puckie alweer wat tegen hebt, 't is me toch wat met jou! Niemand heeft overigens gezegd dat ik geen sensitieve zenuwen mocht hebben, ik zelf ook niet. Het heeft zijn tegen en zijn voor.

Misschien had het ook zijn voor gehad om toch dien kapelaan maar boven te laten komen. Het was n.l. de zelfde bij wien ik Zaterdag gebiecht heb en het was niet onnoozel wat hij zei. De arme man, die al eindelooze uren in die biechtstoel had gezeten, kon zijn oogen haast niet openhouden terwijl ik sprak, maar toen hij zelf sprak had hij minder moeite. Hij was streng met me en dat beviel me, gewoonlijk zijn ze zoo slap. Misschien zou er met dien man wel te praten vallen. Mijn bidden op Paschen was niet veel, zoo'n leelijke kerk in Heiloo werkt ook niet mee. Houd jij eigenlijk van de Barok? Is je dat te veel représentation? Ik ben er dol op, het is in Oostenrijk de bloeiperiode, Maria-Theresia. In mijn eerste jaar in Weenen woonde ik vlakbij zoo'n wit kerkje met een uien-toren en geweldige Deckengemälden en zwaaiende beelden, en 's Zondags werd daar door den organist tijdens de Communie over Wagner-motieven gefantaseerd of uit Turandot gespeeld – heerlijk was dat! Op het tooneel vind ik Parsifal vreeselijk, maar er is niets heerlijkers dan erop ter Communie te gaan. Heb jij op zoo'n Paaschdag geen enkel verlangen om naar dat XIIVde eeuwsche kerkje te gaan? "Ik kan het toch niet uitstaan", zei J. 's ochtends vroeg, "dat die mannen van ons nu in bed liggen." Ik mag je vragen wat ik wil, maar ik heb je over je leven met A. geen speciale vraag te doen, ik bedoelde laatst alleen maar dat er tusschen 1917 en 1939 dan toch maar 22 jaren liggen, waarvan ik zoo goed als niets weet. (Ik weet overigens het verband niet meer waarin ik dit zei.) Dat zij zoo weinig sprak met je verheldert me het beeld wel, ik had daar niet aan gedacht, omdat me haar levendigheid zoo in 't hoofd zat. J. zei gisteren nog hoe geweldig zij dat zwijgen van A. bewondert. Dat zij al die 4 jaar allèen gestreden heeft! En dat zij zelfs vóor zij stierf je geen explicatie gegeven heeft! Een wonder van kracht en beheersching. J. en ik zijn gewend altijd over alles te praten. Daarom zou ik het ook akelig vinden als je me niet alles schreef, ik bedoel de dingen, waarover je je later wel eens verbaast ze gezegd te hebben. Met het woord "vrouwtje" heb jij geen last, denk ik, omdat je hier al zoo lang weg bent, het gaat jou met het Hollandsch eenigszins als het mij met een vreemde taal gaat. In Oostenrijk vond ik Frauerl ook lief, terwijl dat misschien precies even burgerlijk is. J. noemt me wel eens met een kinderwoordje van ons Foutie. Pappie sprak met ons over de fouties op de "tretjes" van Jan Steen en Terborgh.

 

Zaterdag

Zoo had ik, denk ik, nog lang door kunnen wauwelen, denk je ook niet? Echt koffieleuterig. Goed dat J. thuiskwam, anders wauwelde ik misschien nog.

Door je brief van vanochtend (uit den trein) ben ik bijzonder getoucheerd. De arme Matthijs die zich weer in de netten van de journalistiek heeft laten vangen. Eerst had je het Jany duidelijk gezegd dat je niet wilde, maar de nieuwe levenskracht die de liefde je gaf, heeft je langzaam-aan het idee gegeven dat je alles wilde doen wat op je weg kwam. Had ik je toch moeten remmen? Voor het tijdschrift van Sanders heb ik je nog genoeg gewaarschuwd, toen had ik ook mijn oogen nog open; later ben ik blijkbaar in die sfeer van jou, van alles aan te nemen, meegegaan. En het was ook tegenover de goeie Jany niet gemakkelijk om nee te zeggen. Maar wat me dwars zit, is dat het nu toch weer om dat lamme geld is, dat het weer is om een vrouw te onderhouden dat je iets doet wat tegen je innerlijk ingaat. Ik wil het je niet moeilijk maken hierdoor, alleen maar zeggen hoe diep getroffen ik ben door de manier waarop je je "aanvechting" bestreden hebt. Il n'y a que mon Matthijs pour faire de la sorte. Liefste, liefste, het zou toch wel heerlijk zijn als er weer muziek bij je bovenkwam. Moet ik je dan met rust laten, schrijven we dan maar heel korte briefjes? Waarom denk je dat ik je niet "zag" als componist? Als er geen verhindering was geweest, zou ik zeker zijn gaan luisteren, ik moet niet aanwezig of niet vrij geweest zijn of het niet geweten hebben (dat je sonate gespeeld werd), want ik was geïnteresseerd in alle moderne muziek en van oudsher in jou geïnteresseerd. Wat heerlijk dat je zoo tevreden bent over Tortelier en Lia – daar moet toch heel veel voor noodig zijn om jou te bevredigen en zij moeten dus wel werkelijk heel muzikaal zijn; en dan in een paar weken tijds! Weet jij wanneer zij spelen? Als jij het me niet zegt, vrees ik dat het me ontgaat, er zijn nog geen radiogidsen verkrijgbaar en ik zou niet weten wien ik moest vragen me te verwittigen. Ik ben erg verlangend het werk te hooren. Het is jammer dat je bij een radio-uitvoering niet te weten kunt komen of het weerklank heeft gevonden. Onze ervaring met La Veille is dat de menschen er altijd erg door aangegrepen zijn. Hermans, wien ik eens een briefje geschreven heb om te informeeren naar den Vl. H., heeft natuurlijk nooit geantwoord – ik heb eigenlijk nooit verwacht dat hij het uit zou voeren dit seizoen. Volgend jaar, als hij tenminste niet wegens zijn leeftijd en een oogziekte met dirigeeren uitscheidt, zal hij het wel doen, denk ik. Zeer merkwaardig dat verhaal van T.'s moeder.

Jammer dat je den volgenden dag weer naar Parijs moest – – – voor een paar borden erwtensoep! Tjakkes – ze hadden me gezegd dat het in L. bezorgd zou worden, dat zou extra berekend worden en daar kon ik later hier de kosten van betalen. Misschien kan je het de volgende keer met de Crédit L. verbinden. Ik kan vandaag toch niet naar de K.L.M. gaan, want het ziektetje is nog hetzelfde. Ik lig nu in het blauwe kamertje van Pappie en later van Moeder, omdat het hier zonnig is, vriendelijker dan aan de voorkant van het huis. We boffen een beetje bij het ziektetje, want vandaag en morgen zouden Jan en Kate [ter Horst] uit Oosterbeek zijn komen logeeren, en al zouden ze ook veel weg geweest zijn en veel uit eten, het is hoe dan ook toch een drukte. <Wij hebben hen nu ergens anders heen gedirigeerd.> En vandaag is Emmy [van Hall] jarig, de moeder van het doofstomme kindje, en daar hoef ik dus ook niet heen en J. kan er vanavond eerder weg, als ze wil. Ik verheug me anders wel op weer een potlood-brief, want die is misschien weer een dubbele en misschien schrijf je weer in de métro "in de sferen van het goddelijke"; die 5 regeltjes zijn een heerlijke liefdesverklaring. Wat zou dat jammer zijn als je je gemoedsbewegingen niet zoo goed kon zeggen als schrijven. Ik ben daar al eens bang voor geweest, zooals je je misschien herinnert. Het "bereiken door de oogen" is ook al veel, maar ik zou toch niet graag hebben dat je weer gesloten werd. Ik stel me maar gerust met de gedachte dat dat niet meer kan. Het is vreemd dat ik toch nog iets van een lichte melancholie ook in dezen brief weer hoor. Heb ik daar ongelijk in? Of, als het zoo is, hoe komt het dan? Zoomaar? of is er een reden voor? De brief van Jany misschien? – Ben ik weer eens onduidelijk geweest? "Leuk van het zoentje en het palmtakje" beteekent heel gewoon: "leuk / prettig dat het zoentje (op het drukwerk) en het palmtakje je plezier gedaan hebben, dat ze net van pas kwamen, het zoentje, omdat je dien dag geen brief ontving, en het palmtakje, omdat het een wensch van je was." Wat kon het anders beteekenen? Hoe je aan het palmtakje komt, zal ik je vertellen. J. geeft er elk jaar een aan Engeljan, en toen ik op Palmzondag alleen naar de kerk ging, omdat J. een beetje ziek was, vroeg ik me al af hoe ik aan meerdere takjes moest komen, want die worden heel precies door keurige jongelieden uitgedeeld. Eerst leek het alsof het mis ging, want die jongens die door het middenpad liepen, gaven voor de heele bank ineens de takjes door, precies voor ieder een; maar toen ze door het zijpad kwamen om de zijbeuk te bedienen, zocht ik hun blikken naar me toe te trekken en maakte het een of ander grimas, waarop ik 2 extra takjes toegereikt kreeg. Ik vond het leuk, dat ik J. plezier kon doen met ook een voor Engeljan, en ik dacht wel aan jou, maar nou ja, Engeljan had nu eenmaal oudere rechten, omdat hij er ieder jaar een kreeg. Toen ik thuiskwam, zei J.: heb je er twee kunnen krijgen? Drie, zei ik. O, zei ze, wat leuk, ook voor Engeljan, maar dan had er ook nog een voor Matthijs moeten zijn. Toen hebben we de takjes bekeken en gezien dat eèn een dubbel was en daar heb jij de helft van gekregen. (Van een bepaalde zielsimpuls had ik je dus niet te vertellen.)

Als je me dankt voor mijn kwaadheid, heb je 't mis, want ik was niet kwaad over het juffershondje, ik trok mijn wenkbrauwen bij elkaar, c'était tout. Dat doe ik nu ook weer bij je vierkante advies over het mal'occhio, ik kan daar niet mee overweg. Maar geleidelijk-aan zullen we in die dingen wel naar elkaar toe groeien.

Heerlijk zulke daagjes in bed, om urenlang met Matthijs bezig te zijn, ongestoord. En hoe zou het zijn als je hier nu in die stoel daar zat? O Matthijs, lieveling, kan de echte nabijheid heerlijker zijn dan de nabijheid op de afstand? Maar àls zij dat is, hoe heerlijk is zij dan?

Daar vallen me die tuinboonen te binnen: heb je ze niet een nacht laten weeken? dat moet je met al dat spul doen. Ik wou ook dat ik je kaas kon sturen; dat stukje laatst was van bonnen die Bernac ons achtergelaten had – meest brood- en aard. bonnen waren het en wat melk en dit stukje kaas. Ik weet aan geen clandestiene kaas te komen.

Het panorama over Parijs bij St. Cloud heb ik nog in mijn oogen – het zal heerlijk zijn het terug te zien, en het met jou te zien.

Het instinct van de juffershondjes is wel benijdbaar, dat vind ik ook. Het is al een oude stelling van me dat we – de menschen – geen instinct meer hebben en dat dat ons ongeluk is. Bij de opvoeding van meisjes vooral moest er rekening mee gehouden worden; mannen hebben altijd nog iets meer instinct dan vrouwen.

Au revoir mon toujours et partout présent Matthijs, ton honnepon t'embrasse avec tout son amour.

z.o.z.

Nademaal dit achterkantje nog open is en ik nog even tijd heb vóor J. straks naar de bus gaat, kan ik je nog wat verhalen over mijn jaren tusschen '17 en '39. Tot '23 heb ik op school gezeten, de laatste jaren als een heel sinister kind, want na Pappie's dood was ik aan die andere kinderen ontgroeid en ik was toch al altijd alleen bevriend met J.'s klasgenooten en die waren toen weg. Die arme schooljuffrouw had het lastig met me, want ik had een heel goede leerling kunnen zijn en één goede leerling in de klas te hebben is natuurlijk opmonterend voor zoo'n mensch, maar ik was totaal ongeïnteresseerd, d.w.z. ik had niet de minste eerzucht, ik leerde nooit langer dan 10 minuten thuis voor mijn lessen, dan kende ik het wel, want ik lette op in de klas, maar ik kende het niet brillant, ik had wel altijd achten en negens, maar weinig tienen. Achteraf heb ik er wel eens spijt van gehad dat ik maar niet terwille van zoo'n arme schoolfrik, die ook d'r lol wel op kan, wat geanimeerder ben geweest. Je moet helaas alles eerst zelf ervaren. Mijn plezier in dien tijd bestond in het muziek-maken met J., het los-en-vast doorzingen van alles wat we vonden. En de bezoeken van Verhagen en Heuckeroth, bijna dagelijks, vermaakten me. Van mijn 16de tot mijn 18de jaar heb ik achter Moeder's rokken aangeloopen, zoo'n beetje met haar mee gehannesd, en heb me, op zeer onvoldoende wijze, voorbereid op het Lager piano-examen. Voor de theoretische vakken had ik eerst les van v. Warmelo, en toen die naar Davos moest, van Hen A.,1 die maar eens in de 14 dagen kwam. Toch was ik in die vakken nog niet eens zoo slecht als in het piano-spelen, wat Elsa me heelemaal niet geleerd had. Ik ben dan ook gezakt voor dat examen, wat ik zeer fnuikend vond. Zoo, nu is dit bloc ook alweer op. Moet noodig beter worden en papier koopen, anders heb ik niets om aan Matthijs te schrijven en komt hij weer te kort, dat erm menneke.

Bien des choses affectueuses de Mme Honnepon à M. Engel-en-Bout.

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Hendrik Andriessen.