MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19460311 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 11-12 maart 1946

11 Mrt. '46

Vanavond, lieve Matthijs, heb ik weer zoo'n juffrouw gehoord, die met haar vingers alles kan en met haar ziel niets of nauwelijks iets. Aline van Barentzen, een Hollandsche, denk ik, die een Parijsche beurs heeft gehad.1 Die opleiding is ook al overal even ijzig, schijnt het. De eerste twee deelen van de Mondschein-son. braaf afspelen, omdat het nu eenmaal moet, en dan eindelijk het derde deel, lekker erop los timmeren jongens. Ik heb onderwijl maar met Tiggers zitten kwebbelen. Hij meent het heusch erg goed, maar hoe het mogelijk is dat iemand, die al 25 jaar criticus is, zich niet uiten kan, snap ik niet. Hij wou me iets zeggen over mijn stukkies, hij vond ze, geloof ik, te weinig technisch, maar hij heeft het niet onder woorden kunnen brengen wat hij nu eigenlijk meende.

Foei, ik ben aan 't gapen – nog gauw even je brief overlezen en dan als de blixem gaan slapen – jij ook – (11.50)

Dat "Waar mag ik je zoenen" doet me ineens denken aan Fritz Riha, die eens zei: "wo darf ich Sie küssen" en toen toonde ik mijn handen – stel je voor dat ik dat met jou deed! Vertel je me nog eens hoe ik bij joù ben ingebroken? Wat vind je, in plaats van "sluw", van "noozel"? Dat was een uitvinding van Moeder, als tegenstelling tot "onnoozel". Wel komiek, hè? J. vindt ook in sluw iets gemeens.

Dinsdag.

Hoe heerlijk dat je zoò van me houdt! Twee brieven vanochtend, dus morgen in ieder geval niets. Hoe heerlijk dat je zoòveel van me houdt, liefste liefste (om aan de superlatieven alle kracht te ontnemen!) Onze werkelijkheid zal hier niet bij kunnen halen, maar zal weer andere gelukken hebben. Zal het voor mij niet moeilijker zijn om je goed te begrijpen als je niet meer schrijft? Van je verschansing, die je ook tegenover Anny niet heelemaal had geslecht, niet hebt kunnen slechten, blijft misschien in het mondelinge verkeer wat over, zou het niet? Enfin, ik zal mijn voelhorens hun best laten doen! Hoe ik zelf ben, of ik ook in brieven opener ben dan in den dagelijkschen omgang, weet ik niet goed. Het zou wel kunnen zijn, omdat ik schriftelijk eischen aan de menschen durf te stellen die ik mondeling niet durf stellen; het gevolg is dan een minder groote openhartigheid. Ik vraag niet graag iets voor mezelf, als het me niet spontaan gegeven wordt, gedeeltelijk uit trots, gedeeltelijk uit theoretische ascese. Maar als ik het dan niet krijg, zet zich toch een zekere verbittering vast. Dat is een inconsequentie en een kleinheid van ziel die ik probeer te bestrijden. Je zult dat wel merken en me erbij helpen, hoop ik. (Dat "krijgen" gaat alleen om geestelijke goederen, zooals je begrijpt.) Herken je deze eigenschap als afkomstig van Moeder? Moeder was alleen heelemaal niet open; van aard niet of zoo geworden door het leven, dat weet ik niet. Ik geloof dat er nauwelijks menschen geweest zijn, die haar gekènd hebben. In haar jonge jaren Tante Cécile, met wie zij reusachtig intiem was, later, tijdens de moeilijke jaren met Jo, een vriendin, Riek Scheltema (heeft Moeder je van haar verteld? zij was homosexueel en er moest daarom een eind aan komen) en ten slotte jij misschien. Na Pappie's dood is zij nog intiem geweest met Niesje Wilmink, een leerling van Pappie ― heb je haar gekend? Het was in zekeren zin een onbeduidend meisje, maar zij was van een enorme hartelijkheid voor Moeder. Een hartelijkheid die zich niet vernieuwde of ontwikkelde en die dus op den duur eenigszins drukkend en tamelijk vervelend werd. Na dien tijd is langzamerhand een ander soort van intimiteit met J. en mij ontstaan, omdat wij toen volwassen waren, en zoo heeft zij misschien toch haar heele leven lang telkens wel iemand gehad tegen wie zij zich uitspreken kon. Maar dat leven maakt toch op mij den indruk van een geweldige geslotenheid. Want als ik niet van tijd tot tijd bij haar ingebroken had, zou zij uit zichzelf niets gezegd hebben. Nu had zij daar misschien niet zoo'n behoefte aan, omdat zij zoo ontzettend sterk in het heden en in de dagelijksche besognes leefde, eigenlijk in psychologie, hoogstens in die van haar kinderen, maar niet die van anderen of van zichzelf, niet geïnteresseerd was. En toch moet zij vreeselijk veel alleen verwerkt hebben. Mijn openheid heb ik van Pappie. Er is in de praktijk niet zoo veel van terecht gekomen, van die openheid, doordat hij te ongewoon was en er te weinig menschen waren die hem begrijpen konden, maar van aanleg was hij mededeelzaam. In de jaren met Jo heeft hij zich weinig rekenschap gegeven van zijn eigen gevoelens en er zich nog minder over uitgesproken. Ik krijg den indruk dat hij, door te weinig begrip bij zijn medemenschen, er van afgezien had om hen – en zelfs zichzelf – deelgenoot te maken van zijn diepste ik. Dat is een geweldige tragedie. Moeder had hem wèl kunnen begrijpen; door den slechten invloed van Tante Cécile heeft zij zich tegenòver hem geplaatst inplaats van naast en in hem. Daar ligt de fout: Pappie had zich heel anders kunnen ontwikkelen als Moeder toen anders was geweest. En jij had je teleurstelling niet aan hem hoeven te beleven misschien, je hoop had niet onvervuld hoeven te blijven. Is het zoo, Matthijs, dat één van de dingen die Moeder en jou al dadelijk verbond in 1916 was jullie beider teleurstelling in Pappie? Ik heb me dat altijd zoo voorgesteld, spraken jullie daarover? Heb maar veel medelijden met Pappie, hij heeft zoo ontzettend geleden. Het spreekt vanzelf dat ik erg gelukkig ben als "die rimpel uit je ziel verdwenen is."

Ik weet niet hoe ik op al deze dingen kom; ik ben alleen en heb bij uitzondering eens geen andere "plichten" dan jou schrijven en kousen stoppen.

Het A.D.-feest baart allerhand zorgen. De copist die Kyrie en Gloria uit de Mis in de transcriptie voor gemengd koor en orkest zou copieeren, heeft het manuscript teruggebracht onder motto dat het niet duidelijk genoeg is, dat hij er geen weg mee weet. Nu is H.E. in Rotterdam op zoek naar een copist. Die moet dus eerst die partituur copieeren, dan moeten de stemmen uitgeschreven worden, opdat ze gefotocopieerd kunnen worden, er moet iets van een uittreksel vervaardigd worden ten behoeve van den repetitor en ten slotte moet het orkestmateriaal geschreven worden. Ik geloof dat dat nooit klaar komt. En het instudeeren zelf: wegens een reis naar Scandinavië, gaat de Matt. Passion pas 14 Mei. Daarna Beeth.-cyclus met de 9de. Het koor dus voortdurend aan 't studeeren voor die twee parade-stukken. v. Beinum heeft de Matt. P. nog nooit gedirigeerd, geeft haar onverkort en in geheel anderen stijl dan Mengelberg; dat passionneert hem nu en zijn hoofd gaat dus na half Mei pas naar het Diepenbrock-feest staan. Behalve die deelen uit de Mis zou het vrouwenkoor van Toonkunst ook nog de Rembr. Hymne moeten studeeren (waarvoor het koormateriaal zoek is en dat dus ook nog uitgeschreven moet worden!) en de vrouwen-Reijen uit den Gijsbrecht. (de gemengde zingt "Bel Canto", het koor van Vranken). Dat kan immers nooit. En dan het Te Deum nog, dat ze kennen, maar onder v. Beinum nog nooit gezongen hebben.

Verder Elektra. v. Dalsum zou 15 uitvoeringen gegarandeerd willen hebben – anders heeft hij de moeite er niet voor over – en het nadeelig saldo daarvan wordt geschat op f 20.000. Dat zou de Regeering moeten betalen. Dat is toch onzinnig – de Regeering wil het nadeelig saldo van het Diepenbrock-feest op zich nemen, maar die 14 andere opvoeringen staan daarbuiten. Dan de kwestie van het orkest. H.E. had op het Opera-orkest gerekend. Maar daar de Opera, wegens de zuivering, nog niet heropend is, studeert dat orkest niet en is het onbruikbaar voor iets moeilijks. Hoe moet dat Concertgeb.-ork., dat toch al overbelast is met 4 grootendeels nieuwe programma's, ook Elektra nog spelen en, wat het ergste is, repeteeren met de acteurs? Ik zie het er van komen dat H.E. een heele hoop van zijn plannen zal moeten laten varen.

Hierdoor wordt voor jou de keus: komen of niet-komen misschien wel vergemakkelijkt – het is misschien alles bij elkaar niet zoo erg de moeite waard. Hoe ziet dat battle-dress van je eruit? Kan je doorgaan voor een militair? Dan vindt iedereen het prachtig. Of draag je geen distinctieven of geen bij behoorend hemd met das? Mij zou het, geloof ik, niet kunnen schelen hoe je er uitzag, maar je vindt het zelf misschien vervelend. Je zou bij ons kunnen logeeren – tenzij je Paul's invitatie prefereert?! – en de reis zou ik betalen. D.w.z. ik denk dat we niet meer dan die f 200,- van mij maandelijks kunnen overmaken, het geld van v. Eugen en "Holland" moet hier dan maar op je wachten. Maar ik zie je nog niet al die bureaux afloopen om de reisvergunning te krijgen. Het zal wel moeten tegen eind Juli, maar voor één keer is het dan al erg genoeg. Ik moet daar over enkele weken, als het misschien iets minder druk is, ook aan gaan beginnen. Pas, politieke betrouwbaarheid, ordre de mission, visum, deviezen. Een reuze werk. Ja, ik wou je nog zeggen dat ik zoo blij ben dat je mijn "materieele hulp" zoo gemakkelijk aanneemt, ik zou het ontzettend vervelend vinden als het tegendeel het geval was. En als ik nou f 100,- verdienen kan met een avond kou te lijden in Slijkdrecht, moet ik dan toch warmpjes bij jou blijven? Ik ben lekker niet verkouden geworden! Het was daar maar acuut van de ijzige temperatuur. Zoen me liever ergens anders dan onder mijn arm, daar kan ik nog niet aan wennen. (En ik lach dus niet!) Er zou tusschen de aardsche en hemelsche liefde geen conflict moeten zijn, maar wat wil je, de zondenval…! Elle t'aime, tu sais, ta promise.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA

  1. Aline van Barentzen (1897-1981) was een Amerikaans-Franse pianiste, opgeleid in Parijs bij o.a. Marguerite Long. Zij componeerde onder haar meisjesnaam Aline Hoyle.