MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451224 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 24-26 december 1945

24 Dec. 1945

Lieve Matthijs, zal ik voortaan onderaan de brief kijken of er iets staat dat lijkt op de sfeer van de litanie? Wil je haar niet door de voordeur, maar door de achterdeur weer binnenhalen? Doe het maar. Misschien is je rythme zoo: 2 maanden litanie als aanvang, 1 maand stilte, dan 2 maanden litanie als slot – ik verheug er mij op. Als het zoo is, begrijp ik dat ik er zóó dikwijls zonder resultaat om moest vragen en pas in het nieuwe jaar weer wat te verwachten heb.

Het spijt me dat ook deze brief (van 20 Dec.), waar ik het de Kerstdagen mee doen moet, gedrukt is. Het is blijkbaar de bedoeling dat niet alleen jij je narigheid moest hebben, maar dat ik ook een deel van het verdriet moet dragen. Als ik nu maar wist dat "het voorbij was" bij jou; had ik maar eenig gevoel over de afstand heen.

Zoolang het laatste blokje hout, dat bij de kachel lag, brandt, schrijf ik. Ik wil nog studeeren – moet vanavond "Winterreise" spelen, omdat Bertus het aan S. wil laten hooren – en zoo mogelijk, als het niet al te vol is, biechten. Moet ik biechten dat ik jou verdriet heb gedaan? Ik heb het toch niet expres gedaan. Hoe moet ik dat onder woorden brengen, zonder dat de kapelaan denkt: heb je niks beters (= ergers) te vertellen? J. is naar Utrecht. We hebben net gedaan als met Sinterklaas: tusschen 5 en 6 hebben we ons avondje gevierd. We hebben geen kerstboom, omdat ik geen clandestiene kaarsjes heb kunnen krijgen. Nu hebben we ons kribje – beeldjes van Jacobs – weer opgesteld met wat dennengroen ertusschen en ons laatste kaarsje erbij (dat zelfde waarbij ik je eens schreef in Loenen). J. heeft een heel klein Krippe-Andachtje gehouden, heel lief en we hebben aan al onze dierbaren – dooden en levenden – gedacht (een vriendin van ons in Oostenrijk geeft de kaarsjes namen: dàt is het kaarsje van Joanna en dàt van Thea – zoo gedenkt zij al haar vrienden op Kerstmis en wij hebben dat van haar overgenomen.)

Kerstmis 4 uur 's ochtends.

Ik heb iets vreeselijk stoms gedaan: ik heb na twaalven nog gegeten en kan nu niet te Communie gaan. Dat zingen van de Winterreisse gisterenavond begon heel laat, S. had voor de Radio gespeeld en kwam pas om 10 uur terug in Amsterdam, met het gevolg dat Bertus en ik om over elven begonnen te musiceeren. Toen we klaar waren, heb ik me heelemaal niet gerealiseerd hoe laat het was en heb kalm koekjes gegeten als er een schaal rondging – ik had me dat vantevoren moeten indenken. Ik vind het vreeselijk om daar straks als een heiden te moeten zitten en niet mee te mogen loopen naar de communiebank – ik moet het maar als een straf opvatten voor mijn wereldschheid die me heeft doen vergeten op het uur te letten. Ook met het biechten is het mis geloopen: er zaten zooveel menschen dat ik zeker een uur op mijn beurt had moeten wachten. Heel pitoyabel, zoo onvoorbereid en ongereinigd de Kerstnacht te moeten beleven. – Toen ik straks thuiskwam, was het half 3, en om 5 uur is de Nachtmis, tegen die 2 uur in bed liggen en dàn te moeten opstaan zag ik zoo op, dat ik maar thee heb gezet (om me wakker te houden) en de kranten ben gaan lezen, dikke feest-kranten. Koud is het natuurlijk wel, maar ik bijt er nu maar doorheen en ga dan na de kerk meteen slapen en zoo lang mogelijk slapen.

Ik zit de passage uit Valéry nog eens over te lezen: het is mooi en heel waar. Maar wil je je eraan houden, dan moet je heelemaal nooit over iemand spreken of schrijven. En er is toch een neiging in den mensch om zichzelf en den evenmensch te probeeren te doorgronden. "La richesse invisible du terrain" – dat onzichtbare willen we toch zien op te delven, maar hoè dan, als we niet alleen niet naar de reliques d'amour mogen kijken, maar zelfs niet naar de productions? Geeft het vervolg van die rede nog de oplossing van dit probleem?

Je hebt nooit anders dan zijdeling[s]e opmerkingen gemaakt over Jo-in-de-biographie. Ben je er per slot toch tegen? Je zei laatst dat het publiek verzot is op zulke dingen, "en terecht", voegde je eraan toe. Nu zeg je, dat al zulke dingen onbelangrijk zijn "als de qualiteit van het terrein niet deugt", maar je zegt niet of ze wèl belangrijk zijn als die qualiteit wel deugt. Ik voor mij geloof haast dat zonneschijn of regen voor Pappie nog ingrijpender was dan geliefde of geen-geliefde. Die moeilijkheid met Frieda M. zie ik niet. Dat was werkelijk maar een incident, terwijl Jo heel absorbeerend gewerkt heeft op Pappie gedurende 10 jaar minstens. Zij heeft hem naar haar eigen schatting ± 3000 brieven, echte liefdesbrieven geschreven – dat is niet te vergelijken met dat andere, dat misschien een jaar geduurd heeft. Van Mooy heeft Pappie geen brieven bewaard; de zijne zijn er nog en heb ik ook gelezen. Volgens mijn herinnering stond er niet veel in en ik geloof dat H.E. en ik het erover eens zijn, dat we die episode wel kunnen overslaan. Want je kunt per slot niet iedereen die wel eens een rolletje in Pappie's leven gespeeld heeft, laten opdraven.

Wat ik wel zou willen weten, is of je au fond van meening bent (in strijd met wat je laatst schreef), dat Jo heelemaal gemist zou kunnen worden in de biographie. Ik voor mij zou het, zij het met eenige aarzeling, wel denken. Alleen is het wel waar dat, als je deze brieven aan Jo leest, je kennis maakt met een kant van Pappie, die je niet vermoedde. Laat je die dus buiten beschouwing in de levensbeschrijving, dan laat je een bepaalde kant van het leven onbelicht. Hem wèl te belichten beteekent anderzijds nog niet dat je de pretentie hebt hiermee "het geheim der persoonlijke creatie te verklaren".

Ik zou het wel prettig vinden als je er nog eens op inging. Ik ben het heelemaal met je eens dat die moderne "psychologie" kinderachtig is. Maar je krijgt ze er niet uit. De menschen die er aan doen, zijn er juist reuze trotsch op. Over jouw omkeering zou ook lang te praten vallen, maar het is intusschen bijna kwart voor 5 geworden; ik moet nog warme dingen gaan aantrekken en dan weg. Ik wou dat ik een beetje vurig was zoo meteen in de kerk. Da-ag.

½ 2 's middags

Vurig ben ik helaas niet geweest. Ik had de grootste moeite om mijn oogen open te houden en de muziek was leelijk en het preekje van den pastoor was ook middelmatig. Het eenige goede aan me was dat ik door en door overtuigd was van mijn knulligheid, mijn onvermogen; ook dat ontbreekt andere jaren wel eens. (als ik wèl netjes gebiecht heb en niet gegeten na middernacht en Matthijs geen verdriet heb gedaan).

Een tijd geleden schreef je over Jo, dat zij Pappie waarschijnlijk door haar blinde liefde een volstrekt innerlijk vertrouwen gegeven heeft. Neen, dat heeft zij niet bereikt, bijna zou ik zeggen integendeel, want hij wist dat hij ook tegenover haar tekortschoot. Ook zou je van Moeder's liefde misschien wel kunnen zeggen dat het een blinde liefde is geweest, ik bedoel in 1893. Toen zij hem voor het eerst zag aankomen op den Hinthamschen weg, wist ze dat "hij het was". En ondanks al zijn aarzelingen, ondanks alles wat tegen hun huwelijk was, heeft zij doorgezet. Zij had het absolute vertrouwen in zijn gaven; zij wilde hem het componeeren mogelijk maken, zij wilde hem rust, liefde, zachtheid geven, al zijn weifelen vond zij goed, zij zou hem wel door het leven heen sturen. Alleen in dat eene punt, in de godsdienst, is zij onbuigzaam geweest (onder invloed van Tante Cécile) en dat heeft bij Pappie alles verhard; daarin juist had zij, de vrouw (want hij vond het, abusievelijk, een intellectueele zaak) moeten buigen.

Ik moet naar een viool-recital. Op Kerstmiddag Paganini, Kreisler – brr –

Het was mooi. Ida Haendel. Ik dacht dat het puur virtuosendom was, maar dat was niet zoo.

Ik heb nu gegeten met Greet en S. bij vrienden van ons, waar J. en ik ieder jaar uitgenoodigd zijn met Kerstmis. Die mevrouw had al een tijd geleden gezegd, dat Greet dit jaar er ook bij moest zijn (zij hebben elkaar door ons leeren kennen en zijn goed bevriend geraakt) en om Greet nu plezier te doen, die liefst elke seconde van den dag met S. samen wil zijn, hebben wij geopperd of hij ook mee mocht komen. Het was druk, met 3 schreeuwerige kinderen, ik ben er doodop van en het leek me voor S. heelemaal geen genoegen; laten we hopen dat Greet het prettig gevonden heeft. Morgen zijn Greet en ik bij S.'s gastvrouw uitgenoodigd – 's avonds zingt Bertus de Müllerin – en Donderdagochtend vertrekt S. Wat er dan van Greet worden moet, mag de hemel weten. Eigenlijk zou ik met hem wel eens over haar willen spreken, maar er komt niet van, ik ben nooit alleen met hem en ik geloof dat hij het niet zou willen, ik denk dat hij het te pijnlijk vindt.

2de Kerstdag.

Vanmiddag ben ik even den nieuw-benoemden tweeden dirigent, Hein Jordans genaamd, een Limburger, gaan hooren. Ik hoefde er niet over te schrijven, maar ik wou wel eens weten wat het is, vooral omdat er gedoe om hem is, daar hij ten onrechte "gezuiverd" zou zijn. Tot mijn spijt moest ik constateeren dat hij wel talent heeft. Als hij dat niet had, zou het eenvoudiger zijn om een actie tegen hem te voeren. Sympathiek lijkt hij niet zoo op zijn rug gezien en ècht talent zal hij ook wel niet hebben, maar net dat gewone goede-kapelmeesterstalent, waar je natuurlijk au fond niets aan hebt, maar waar je niets tegen doen kunt, omdat iedereen er mee tevreden is. – Ik hoop morgen op minstens 2 brieven. O, als ze eens vroolijk waren! Ik zou bijna de klassieke vraag stellen: hou je nog van me? Ik wel van jou, vandaag als gisteren, nooit minder. Gelukkig Nieuwjaar! Met een omhelzing wenschen we elkaar dat toe.

je Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA