MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451217b Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 17-18 december 1945

 

17 Dec. '45

Lieve Matthijs, er is vandaag geen blauwe brief gekomen, voor het eerst sinds weken, geloof ik – op een Maandag wel extra ongezellig. Maar ik heb me er maar niet naar om gemaakt dat het iets te beteekenen kon hebben, want het is niet zoo ongewoon dat de brief van Vrijdag Dinsdags aankomt.

Nu heb ik je niets te schrijven, maar gelukkig viel me het stuk van Andriessen te binnen. Ik ben van een concert teruggekomen, waar Sanders ook was, dat hij mij dus abusievelijk opgegeven had als iets dat ik moest doen, en J. is naar den Haag om haar papieren voor Parijs in orde te maken, en waar zal Thea dus in dit tijdje voor het naar bed gaan meer zin in hebben dan zich met haren Matthijs te onderhouden? Ik heb dat stuk nog eens overgelezen en voelde me bevestigd in mijn herinnering dat je, als je het gelezen hebt, Pappie niet voor je ziet. Het is mooi en af en toe is het heel juist, maar het is meer Andriessen zelf dan Pappie, vind je ook niet? Toen het uitkwam had ik dadelijk den indruk dat dit niet verhelderend zou werken; het is misschien te abstract, er is misschien te weinig incarnatie in?! En het is geïdealiseerd. In het ontwerp was het dat nog meer, herinner ik me. Hij wilde, geheel volgens zijn aard, tegenover die schoolmeesterachtige stukken, iets lyrisch' stellen, en het is ook een verademing het te lezen na die twee brompotten; omdat het zich in zuivere lucht afspeelt. Waarschijnlijk is de opgaaf voor hem te moeilijk geweest, omdat hij Pappie te weinig had gekend. Hij zat er ook mee in, toen Moeder het hem vroeg, en wilde het toch graag doen. Weet je hoe Pappie Hen heeft ontvangen, toen hij voor het eerst hier kwam? "Mijnheer Andriessen, als uw muziek zoo is als die van Ruyneman, dan moest u eigenlijk maar meteen weer weggaan." Hen vertelt het zoo; eigenlijk vind ik de onbeleefdheid ervan niet echt iets voor Pappie, ik zou haast denken dat de formuleering anders geweest moest zijn, want denk jij?

Ik denk daar aan de scherpte waarmee jij laatst over J. schreef (compromissen). Ik vond dat niet prettig en heb mezelf voorgehouden dat het ook alweer mijn schuld is, dat ik over haar iets geschreven heb (o.a. het aan het lijntje houden) dat je dien indruk heeft gegeven, terwijl ik niet over al haar strijd gesproken heb (omdat het daar toevallig niet over ging). Wil je dus voortaan, als je onvoldoende ingelicht wordt door me, wat voorzichtiger zijn met je conclusies? Het schrijven is gevaarlijker dan ik dacht, ik vergeet te veel dat een ander niet alles weet wat ik weet. Goedste, allergoedste nacht. Zal me morgen omstreeks 11 uur een dageraad gloren? En wat voor een?

Ik had nog geen zin om naar bed te gaan en al bladerend in het knipselboek vond ik het artikel van Verhagen. Ken je dat? Het is jammer dat hij om wille van Pijper, met wien hij toen heel bevriend was en die natuurlijk vond dat er geen tooneelmuziek van eenige waarde geschreven was vóór de zijne, er eenige zulke hatelijke opmerkingen in gezet heeft. Dat "vleugellam" heeft Moeder vreeselijk gekwetst. Je kunt anders wel merken dat hij Pappie goed gekend heeft.

 

Dinsdag.

Goddank 2 brieven van je! Anderhalf uur laat, ik zat hem al te knijpen!

Dat je je wolk in verband zou brengen met het afhalen van S. had ik al gedacht. Ik had gisteren al neiging om het tegen te spreken, maar ik dacht: laat het nou maar eens even rusten. Ik geloof er n.l. heelemaal niet in, want Dinsdag is hij dus niet aangekomen en ik ging alleen voor Greet's plezier en Woensd. en Dond. was er heelemaal niets aan de hand. Je hebt je zelf je wolk berokkend, lieve Matthijs, beken het je maar, er zit niets anders op! En word dan maar anti-ultramontaan in plaats van anti-semiet! Dat andere gevoel, van Vrijdag, kan eerder uitkomen: je brief was met de middagpost gekomen, maar ik was met H.E. bezig en had dus de post niet gezien. Van ½ 6 tot 6 gaf ik les en toen ik dat kind uitliet, zag ik je brief liggen. Maar ik kon hem niet gaan lezen, want ik moest dekken – H.E.'s vrouw was intusschen ook gekomen en Engeljan, J. hield hen boven gezelschap en ik moest zoo gauw mogelijk het eten opdoen, omdat Engeljan om 7 u. weer ergens anders moest zijn. De Reesers zijn gebleven tot ruim ½ 8, daarna heb ik even met J. opgeruimd en ben toen mèt je brief naar een concert gegaan en heb hem bij alle herhalingen in partita's en sonates zitten lezen, hem netjes weer wegleggend als het precieuse pianistje, dat bezig was, weer een eindje speelde, dat ik nog niet van hem gehoord had. Dus ik ben toen inderdaad van 6 uur tot half 9 zoowat met dien brief bezet geweest.

Heerlijk dat je me weer een invocatie waardig hebt gekeurd. Zij gaat te veel over jou om een litanie te kunnen heeten, maar zij is vol van de lyrische atmosfeer van de litanie. Ik win terrein! Maar weet je wat een heel leelijke noot voor je is? Dat je, mijn eigen zucht willende zijn, me zóó verkeerd kon begrijpen. Quadruple imbécile! Hoe zou ik dat in mijn hoofd krijgen om te zeggen dat ik je niet genadig was? Jakkes nogantoe. Je wolk, je souvereine ik heeft je daar nogmaals een loer gedraaid. Wat had je gehoopt dat ik zeggen zou op "neiging tot tranen". Ik heb er niet op gereageerd, omdat het me niet de beschrijving leek te zijn voor een toestand op een bepaald moment, maar van je algemeene geaardheid. Je bent wat de menschen noemen sentimenteel. Ik vond het een uitstekende karakteristiek, maar omdat ik zelf met dat sentimenteele in je een beetje moeite heb, ben ik er niet op ingegaan. Bovendien duurde je neiging tot tranen al een heel tijdje en hoopte ik van dag op dag dat het over zou gaan. Het spijt me dat ik je daarin teleurgesteld heb. Met het "succes bij mannen" heb ik me weer onduidelijk uitgedrukt. Ik bedoelde niet de "flauwe complimentjes" etc. die mooie vrouwen krijgen. Wat ik op het oog had was iets van geestelijke harmonie. Het is waar dat die mannen niet tot jouw klasse behooren (ik erken immers volop je koninklijkheid), maar het zijn toch nooit willekeurige onbenullen waar ik mee omga, ik ken een hoop mannen die werkelijk op de een of andere manier iets zìjn, en die oogenblikken van harmonie zijn dus niet van zoo laag allooi. Wees maar niet kwaad. En nog een verzoek heb ik aan je: dat je niet heele zinnen doorkrabt – waarom mag ik ze niet lezen? tout ce qui arrive de toi est bien. Ik omhels je, liefste. Het levensgevaar bij het kindje is geweken: een wonder.

je Thea (ontzaglijk dankbaar voor al je liefde)

 

Van Paap ben ik, geloof ik, wel af. Ik heb hem iemand anders aangeraden en hij is er niet meer op teruggekomen. Nu willen ze me in de verbetering van het muziekonderwijs op de scholen hebben. Eigenlijk erg belangrijk. Maar ik heb er het noodzakelijke idealisme niet voor.

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA