MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451205a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 5 december 1945

 

5 Dec. '45

Lieve Matthijs, het is heelemaal geen litanie meer, het is veèl te lang meestal wat bovenaan je brief staat – het is maar goed dat ik het uit-'t-hoofd-leeren toch al gestaakt had, want hier zou geen beginnen aan zijn! Maar het nieuw gebed "mijn liefste, jij" zal ik onthouden. Ik vind het zoo grappig dat jij met dat "jij" zooveel werkt – is het Fransch? ik ken het alleen van het Duitsch, waarin ik er erg aan gehecht ben: het Du, aan het begin van een zin of aan het eind heeft iets van een langzame oogopslag, vind je niet? In het Hollandsch ben ik het veelvuldig gebruik van jij nooit tegengekomen; ik heb jij ook altijd eerder beschouwd als een woord met een minder mooien klank, maar als jij met je notenkopjes onderaan de j en de ij schrijft: o jij of liefste jij, dan krijg ik er een nieuw gehoor voor.

Weet je wat me gisteren te binnen viel: als ik je nu eens niet "geroepen" had, zooals jij dat noemt, zou je het dan werkelijk klaargespeeld hebben om dood te gaan? En als dat nu eens nìet gelukt was, wat dan? zou jij mij dan geroepen hebben op den duur, zoekende naar een weerkaatsing?

De symphonieën van Mahler zou ik graag weer eens hooren. Ik heb een tijd gehad dat ik er niet van hield, of althans bang was voor teleurstelling, en het Lied von der Erde is me door Mengelberg bepaald tegengemaakt. En juist doordat ik die periode al gehad heb, had ik nu zoo'n idee dat ik het wel weer mooi zou vinden nu na 6 of 7 jaar. Moeder en ik hebben, ik meen in '38, de 5de nog eens samen gehoord van Bruno Walter, en ik herinner me hoe verbaasd we beide waren dat we het zoo vanzelfsprekend mooi vonden, we hadden gedacht dat we ons over een zekeren tegenzin tegen dat schreeuwerige zouden moeten heenzetten om de mooie plekken eruit te halen, en dat bleek toen niet het geval: we hadden er niets geen moeite mee om het zoomaar mooi te vinden. In het begin van dit seizoen heb ik een stukje, het slot, van de 9de gehoord; daar kon ik niet inkomen, maar ik kwam toen uit een ander concert en was niet in de goede conditie om het in me op te nemen. Schubert is èchter, dat is zeker. Voor de 4de ben ìk nu juist een beetje bang. Ik heb ze nooit anders dan van Mengelberg gehoord (die stond haar niet af aan Walter) en dat was afschuwelijk. Ik zat dan op heete kolen en die herinnering kwijt te raken lijkt me moeilijk. Als Pappie eruit speelde, 's avonds als wij in bed lagen, was het heerlijk. Oorspronkelijk hield jij niet van Mahler, is 't wel? Dat heb ik begrepen uit je kritieken. Heeft Pappie je ertoe bekeerd?

Gisterenavond op een concert voelde ik me weer vreeselijk frivool worden – er is niets dat zoo funest op mijn frivoliteit werkt als die concerten van die brave Hollanders. Schuine, of althans lichtzinnige tekstjes van Grétry gezongen alsof het de hoogste ernst gold! Ik krijg er wat van. Ik zit dan al mijn collega's wild te maken, maar dìe zijn ook allemaal braaf en langzaam en ernstig en ingetogen – een zotte situatie!

Als er geen petroleum is, is er dan ook geen carbid te krijgen? Erg duur misschien? Ik vind die duisternis toch wel een erg tijdverlies. Ben je lekker wakker geworden? Liet je je omhelzen door je

Thea?

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA