MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19451128a Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 28 november 1945

 

28 Nov. '45

Lieve Matthijs, lorsque j'étais petite, d.w.z. een jaar of 18, toen had ik een theorie, dat niet door het leed, maar door het geluk de mensch rijper werd. Als me dat dan werd tegengesproken, zei ik: ja, het zal op het oogenblik wel niet zoo zijn, maar het moest zoo zijn, we moesten ertoe opgevoed worden om door het geluk te leèren, door het geluk niet zelfzuchtiger te worden, maar door de dankbaarheid tot voller ontplooiing te komen. De dankbaarheid, die, geloof ik, officieel niet tot de deugden behoort, is voor mij één van de belangrijkste deugden. Daarin zijn wij het erg eens dus, maar mèt ons niet zoo heel veel menschen, naar ik meen. Ik kon het vroeger niet uitstaan dat er altijd gezegd werd dat je door het leed rijper wordt, ik vond er iets miezerigs in, omdat het leed lager was dan het geluk, vond ik, en dat je dus je rijpwording te danken zou hebben, niet aan het hoogere, maar aan het minder hooge, dat hinderde me. En in theorie denk ik er nog zoo over; als ik kinderen had, zou ik ze graag willen opvoeden in dat gevoel voor de dankbaarheid, dat open maakt voor de Goddelijke dingen. Maar die theorie is theorie, want de praktijk leert onweerlegbaar dat de mensch pas door het leed een beetje wijzer wordt, en als dat dus zoo in de natuur van den mensch ligt, dan moeten we ons daar maar bij neerleggen.

Dit alles slaat niet regelrecht op wat jij schreef, het viel me alleen te binnen naar aanleiding daarvan. Ik ben het wel met je dochter eens dat wij ons paradijs elders moeten zoeken, maar ik geloof, doordat wij weten waar het elders te vinden is, dat wij de afstraling ervan op deze aarde zien kunnen. De moderne neerslachtigheid komt voort uit het feit dat er geen paradijs meer is buiten deze aarde. En Beethoven en Schubert behielden hun verrukking omdat zij vertrouwden op dat paradijs. Zoolang je dat paradijs maar weet te bestaan, hoeft er niet eens sprake te zijn van "verstokt te gelooven in dat geluk", want al het ongeluk van deze aarde is dan niet in staat te dwarsboomen of het uitzicht te belemmeren.

Je ziet, mijn religieus optimisme is wel anders dan jouw idealistisch heidendom. Wat is er nu: meer "verschil" of meer "harmonie"?

Je hebt me niet verteld of jij ook van iemand houdt òm zijn eigenschappen. Ik dacht van niet, en daarom dacht ik ook dat je me zou uitlachen. In den grond voel je er toch niet veel voor, je zegt immers: "gesteld dat ik er bezat dan had ik zelfs liever dat ze niet bij je telden", m.a.w. je wilt toch liever zoomaar liefgehad worden. Ik heb er overigens nog niet over nagedacht welke jouw eigenschappen zouden zijn waarvan ik zou houden; ik had dat laatste in het algemeen geschreven, naar aanleiding van jouw objectlooze liefdesfabricatie!

Naar dien pastoor moet je eens heengaan, wie weet hoe leuk die is. Monnikendam zal wel de pest aan ons hebben. Waarom weet ik niet, wij hebben nooit 't minste met hem te maken gehad. Hij heeft J. altijd slecht besproken. Waarschijnlijk kon hij Pappie al niet uitstaan, hetzij als Jood of als Katholiek. Hoezeer de Katholieken ook met Pappie sollen, als de groote naam in hun kraam te pas komt, toch is er altijd nog tegenkanting tegen hem. En tegen ons ook. We hebben nooit de Kath. pers op onze hand. En nu zitten wij bovendien nog in het illegale schuitje; dat kunnen de anderen heelemaal niet verduwen. Jammer al die tegenwerkende krachten altijd, jammer van La Veille ook. Ik zou De Vl. Holl. wel willen hooren. Pom zou moeten gaan luisteren en me meenemen in een Regeerings auto. Maastricht is met den trein niet te doen haast. Als je een datum weet, zeg het me dan wel, je kunt nooit weten hoe het te combineeren valt. Geluk met je f 900,-!

Tot vanavond in Loenen,

je Thea

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA