MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450907 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Laren, 7 september 1945

7 Sept. 1945

Beste Matthijs, het is vandaag de 7de –hoe zou je te moede zijn? Moeder was altijd vreeselijk sterk onder den indruk van herdenkingsdagen; wel tot bijna het eind van haar leven was de 5de April een dag van diepe smart voor haar. Ik heb dat nooit gehad, op 5 April niet (wat begrijpelijk zou zijn) maar op 30 Aug. ook niet. Het is niet dat ik aan de datum voorbij ga – ik denk er natuurlijk wel aan – maar ik ben niet anders geëmotioneerd dan andere dagen. Ik weet niet of dat een bewijs van oppervlakkigheid is of dat ik het niet helpen kan: dat de eene mensch eenvoudig anders geaard is dan de andere.

De kist en de koffer van Anny heb ik laten halen en je zuster en ik hebben ze nagekeken. De boeken heb ik voor het grootste deel al verkocht, voor f 60,-, en wat in de kist zat, was niets van geldwaarde, het waren tientallen portretten van familieleden in lijsten. Je zuster kende ze niet en we dachten dat het het beste was ze maar weg te doen; de lijsten gaan nog naar een veiling. De foto's van Anny hebben wij natuurlijk bewaard. Ik dacht dat je ze wel zou hebben, maar je zuster zei dat ze ze nooit gezien had. Op verschillende foto's is zij een schoonheid, zoo fier en voornaam en vurig en lief ook. Zeer beminnenswaard. Het is eigenaardig dat op geen van die portretten dat element van ijdelheid te zien is, waarvan ik niet hield. Doet het je pijn als ik dit zeg? Je schreef laatst dat zij van mij hield, en dat gaf mij een beetje een steek, want dat deed ik eigenlijk niet van haar, in dieperen zin tenminste. Ik had groote bewondering voor haar vurigheid, haar jeugd, haar spontaniteit, haar onbegrensde liefde voor jou, haar opofferingsgezindheid voor de kinderen. Maar zij vertelde graag van haar successen, op welk gebied dan ook, en dat kan ik van een vrouw (van een man kan het me niet schelen) niet goed hebben. Ik vind daar een zeker gemis aan humor in, een zekere zwaarwichtigheid in (alsof zoo'n succes van eenig belang zou zijn), die me niet prettig aandoet. Ik kan me haar ijdelheid psychologisch heel goed verklaren, en waarschijnlijk ben ik zelf net zoo ijdel – en toch was dàt het, waarmee ik moeite had.

Je zult zeggen: spaar me je opmerkingen, wat doet het er toe of jij een bezwaar tegen haar had. Dat heb ik natuurlijk wel bedacht vóór ik begon te schrijven; het is uit een soort van eerlijkheid dat ik het doe, een soort van plicht van zuiverheid tegenover de vriendschap, om niet te zeggen: ik ben blij dat zij van mij hield, ik hield ook veel van haar. – Overigens had wat jij schreef misschien heelemaal niet de beteekenis die ik er nu aan hechtte en ik hoop dat het je niet ontstemt.

Wij zijn bezig Holtwick te onttakelen. Het wordt ongemeubileerd verhuurd. Alles moet er uit, wordt in bruikleen gegeven of opgeborgen. Er komt iemand in die het wil verbouwen en er voor langeren tijd in wil. Het is wel een pil voor ons, maar alles scheen er op aan te werken dat het zoo moest. Eind Aug. waren we teruggegaan naar de stad en toen we gisteren weer hier kwamen, alleen om de boel te liquideeren, bleek er intusschen ingebroken te zijn: behalve een aantal jurken, die we hadden we laten hangen en die je nu ook slecht missen kunt, is de heele linnenkast gestolen, het prachtigste tafelgoed en vreeselijk veel handdoeken enz. allemaal van Moeder nog, van dat degelijke goed zooals het niet meer bestaat. Heel akelig. We hadden het nu juist mee willen nemen naar A. en hadden er allerlei menschen, die alles verloren hebben, mee willen helpen. Het lijkt wel alsof we ons los moeten scheuren van het huisje. Het zijn nog heerlijke dagen nu, het is mooi weer en we vinden ook het scharrelen wel gezellig.

Veel hartelijks

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA