MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19450829 A. Roland Holst aan Matthijs Vermeulen

Adriaan Roland Holst

aan

Matthijs Vermeulen

Laren, 29 september 1945

Laren. N.-H.

29. viii. '45.

Woensdag –

Beste Thijs,

Het heeft geen zin, eigenlijk, ook maar een poging te doen, om je te zeggen, hoe diep ik je beklaag in het ontzettend verlies van Anny en van Josquin. Je leeft nu al bijna een jaar onder den druk van dat leed, en toch begrijp ik één ding volkomen: dat je schrijft: "elken dag bemin ik haar meer". Door de dood kan de liefde onuitsprekelijk verdiept en verhevigd worden, tot zelfs het bezit van − en vooral het behóoren áán − de geliefde dieper en heviger wordt dan het in het leven ooit mogelijk was. De verbittering zegt: "ja, als het te laat is" − – maar op een wijze, die geen rede benaderen kan, heeft de verbittering toch geen gelijk. In zoover lijkt mij het verlies van Josquin voor jou meer in den letterlijken zin een verlies. Als ik terug denk aan mijn laatste bezoek bij jullie, nu ruim 6 jaren geleden, wil het mij niet werkelijk worden, dat ik jou, als ik nu weerkwam, zonder haar zou vinden. Haar levendige intensiteit was zoo volkomen het vrouwelijk complement van jouw kracht. − Blijf je daar wonen? Zou het wel goed zijn, op den duur daar te blijven? − Sinds ik je brief las en herlas, vroeg ik mij al enkele malen af, of je niet goed zou doen, nu dit alles gebeurd is, naar Holland terug te komen. − Wat zij je gaf zul je toch tot je dood in je bewaren, maar zou, voor een verdere ontplooiing van je wezen, een radicale verandering van omgeving niet noodig zijn, en geloof je niet, dat je dan in dit land een goede klankbodem zou vinden? Niet om de landsaard, maar door het bestaan van een zekere élite, voor wie je veel bleef beteekenen.

Ik voel mij de laatste weken erg gesloopt en uitgehold, en bovendien ben ik nog steeds niet gewend aan het verlies van mijn eigen omgeving, waar ik wel niet voor de lente van 1946 terug zal kunnen keeren. Als ik mij wat beter voel, hoop ik ook weer eens wat meer te schrijven. Maar laat mij eens weten, wat je denkt over een terugkomen hier. − Ik zal je morgen of overmorgen een paar dingen sturen, die ik in den loop van den oorlog illegaal uitgaf − o.a. een vrij lang gedicht "Helena's Inkeer", waarvan het begin dateert uit 1918. − Het is vrij moeilijk voor wie mijn werk der laatste jaren niet kent. In 't kort kan ik zeggen, dat in de figuur van Helena de Schoonheid, het Noodlot en de Vergelding voor mij in den loop der jaren samen zijn gekomen. − Ik hoop, dat het je bereiken zal. Daarom óók zend ik 't maar niet tegelijk met dezen brief.

Ik heb het gevoel, dat deze brief jammerlijk ontoereikend is... ik ben op 't oogenblik tot niets beters in staat. Tracht tusschen de regels te lezen.

Mocht je muziek voor "Le Balcon" verschijnen, stuur 't mij dan.

Veel hartelijks en een hand van

je

Jany

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA