MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19440325 Matthijs Vermeulen aan Thea en Joanna Diepenbrock

Matthijs Vermeulen

aan

Thea en Joanna Diepenbrock

Louveciennes, 25 maart 1944

Louveciennes

25 maart 1944

Beste Thea, Beste Joanna,

De laatste weken heb ik tientallen dichters gelezen, in de hoop dat ik iets vinden zou om te "maken" voor Joanna, zoo mogelijk georiënteerd naar de intonaties van Electra die ik nog zoo goed in de ooren heb. (Welk een betooverende avond; wat zou men niet geven om zulke oogenblikken, uren en minuten te herleven!) Maar niets spreekt aan, niets beantwoordt. Het is me alsof de dichters steeds gewerkt hebben in het "daarna", hoogst zelden in het "terwijl". Ik bedoel dat zij gewoonlijk een descriptieve of meditatieve vertolking gegeven hebben van de ontroering, bijna nooit de ontroering in haar eersten staat, zonder omwegen of omslag. En de emotie herleidend naar dien eersten staat ben ik bijna overal gestuit op een tekort aan geladenheid, op impulsen van weinig kracht, van zeer weinig belang, vooral onder den gezichtshoek van dezen tijd. Maar is dat zeker? Ligt het misschien aan mij? Herinner je je dat ik je op den avond der uitvoering van de symphonie reeds een tekst vroeg? Het beste in dergelijke omstandigheden zou nog zijn om eenvoudig een order te ontvangen, een opdracht; dat zou alle knoopen doorhakken; men zou doen wat men kan, en daarmee uit. Nu tollen de ideeën in 't honderd in 't rond en geen enkel wil zich fixeeren. Ik ben wanhopig! Reeds menigen ochtend ook zette ik mij voor het witte papier, want de datum van vijf April, en zijn dubbele beteekenis voor mij, trekt mijn gedachten met alle macht naar jullie.

Doch het witte papier verdedigde hardnekkig zijn blankheid. O, ik weet wel waarom. Sinds ruim een maand ben ik niet in goeden doen. Mijn oude kwaal, vermoedelijk begonnen bij mijn geboorte, welke drie dagen geduurd heeft. De ziel groeit niet. Het eerste wat ik deed, als klein kind reeds, zoodra ik wakker werd, was haastig een lichtpuntje te zoeken om er mij aan vast te klampen voor den langen komenden dag. (Muss immer der Morgen wiederkommen! Endet nie des irdischen Gewalt!) Als kind heeft men kans dat lichtpuntje te ontdekken; men maakt zich blij met doode musschen. Maar langzaamaan verminderen de kansen. Tegenwoordig zoek ik het nog, even haastig want de ziel verandert niet, doch waar ik ook kijk, ik vind niets meer. De dag blijft zwart, zwarter dan hij ooit geweest is. Sedert de muziek eindigde ontbreekt alle tegenwicht. Ondankbare, zul je zeggen, kon het niet duizend maal erger? Dat zeg ook ik. Wat ik kan roep ik ter hulp; maar het baat niet meer. Hoe daaraan te ontsnappen! Het is niet eens van physieken oorsprong, want lichamelijk voel ik mij krachtiger dan ooit te voren, ik slaap als een os en loop de trappen op bij twee treden tegelijk zonder eraan te denken. Het is ook niet psychisch, want ik reageer met geweld. Ik reageer echter tevergeefs. Mijn geweld reikt niet toe tegen de beklemming die mij bij het ontwaken reeds vergezelt, tegen die benauwenis en het afgrijzen voor die benauwenis welke elke seconde dat ik in mezelve keer mij bevangt. Van alle middelen waarmee ik mij zou kunnen weren zie ik er zelfs geen een meer dat niet zijn schaduw vooruitzendt van ontgoocheling. En daarom verdedigde het papier zich met zooveel hardnekkigheid. Ik had mij gezworen optimist te zijn of te schijnen. Ik probeerde elken dag en stelde uit van dag tot dag. Jullie immers hebt al je zorgen en daarbij zooveel liefheid. Je zorgen en je liefheid beiden zouden me anders moeten stemmen. Maar het lukt me niet. Ik ben innerlijk volslagen berooid en zoodanig dat ik niets uiten kan dan berooidheid. Vergeef het me. Ik pluk enkele primula veris, de eenige bloem die nu hier bloeit, en voeg ze hierbij. Als ze aankomen zijn ze waarschijnlijk verwelkt. Ach, gehecht te zijn aan de lieflijkheid der dingen en zoo goed te weten hoe kort hun tijd is. Als ik kon legde ik een tros primula veris op het graf van je vader. Vreemd, te denken dat de dooden leven en dat wellicht zij ons gadeslaan. Over twee jaar zal het reeds een kwart eeuw geleden zijn. Hoe merkwaardig zou dat samenvallen als die gedachtenis dan gevierd kon worden met de besluiting of met de verschijning van je boek. De musici moeten van 1946 een Diepenbrock-jaar maken.

Hier geen nieuws. Anny wacht de kracht der zon. Van Josquin geen bericht. Voor 't eerst sinds den oorlog heb ik weer de rozen gesnoeid die een wildernis geworden waren. Elke van de honderden schrammen die ze mij gaven bracht mij op de lippen de "litanie" van Remy de Gourmont "Fleur hypocrite, Fleur du silence". En de tuin is in een wanorde! Een poos geleden hebben onze militaire overburen alles weggekapt wat boven den muur uitstak en lieten alles liggen wat aan onzen kant viel. Wij zijn slechts door een smal straatje van hen gescheiden en van verschillende mogelijke gebeurlijkheden. Mijn dochter die voortdurend godvruchtiger wordt zegt Ce sera comme le bon Dieu voudra.

Veel hartelijks van allen, en, met stille verontschuldigingen als die wat vergoelijken kunnen, van je toegenegen Matthijs.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA