MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19421229 Thea Diepenbrock aan Matthijs Vermeulen

Thea Diepenbrock

aan

Matthijs Vermeulen

Amsterdam, 29 december 1942

29 Dec. 1942

Beste Mijnheer Vermeulen,

Het is wel heel erg jammer dat Pappie's brieven aan u er niet meer zijn. U moet denken dat die aan Verhagen ook weg zijn (zeker ook vernietigd "in een illusoiren drang naar bevrijding van den druk van het verleden") en dat er dus na den dood van Hondius, na 1913, niet veel meer over is. Wel zijn er uit dien tijd in aantal nog tamelijk veel brieven, maar zij hebben weinig om het lijf, het zijn afspraken met Freule Repelaer, Mevrouw Versteegh, Mevrouw v. Gasteren en anderen. Weliswaar kan "wat ontbreekt door niemand worden opgeëischt", maar de lacune blijft bestaan. – Ik had eigenlijk wel gedacht dat ik bij u geen brieven meer zou vinden, maar als je het eenmaal zwart op wit voor je ziet, merk je dat er toch ergens nog een kleine hoop zat. Ik zou wel eens willen weten, of u toen op dien middag in La Celle-St. Cloud een gevoel van verlichting hebt gehad. Ik denk het haast niet. Waarom u zoo'n afschuw had van uw loopbaan als criticus, begrijp ik eigenlijk ook niet – u moet me dat maar eens vertellen als ik weer eens in Louveciennes kom. Me dunkt, er zullen dan genoeg thema's te behandelen zijn. De kwestie van uw verregaande isolement is me ook niet duidelijk. Ik wil niet onbescheiden zijn en u hierover uit uw tent lokken, maar ik wil alleen zeggen, dat ik niet het "te-weinig-menschen-zien" aanroerde, omdat ik "op buitensporigheden gestooten" was, maar omdat uw melancholie mij daarop scheen te wijzen. En het was eigenlijk niet mijn bedoeling het alleen maar vragenderwijs te constateeren, maar wel u nahe zu legen er zoo mogelijk eenige verandering [in] te brengen. Natuurlijk kunt u geen bezoeken gaan brengen of ontvangen; afgezien ervan dat dat vervelend is, is er ook een zekere mate van welstand voor noodig, die u niet bezit. Maar kunt u niet gewoon een beetje met de menschen in het dorp praten, over het weer en de politiek en het eten, of doet u dat wel? Zoo bête als het schijnt, ik geloof dat het toch wel gezond is. Ik hoop dat u me niet belachelijk bemoeiallig vindt, maar de dingen hangen allemaal zoo samen: ik verbaas me b.v. ook dat er niemand is die u met kleeren helpen kan. De Franschen zijn hebzuchtig, dat weet ik, en iedereen moet nu ook langer met zijn kleeren toe, maar ik geloof toch zeker dat ik hier in een geval als het uwe, waar toch van werkelijke nood sprake is, wat zou loskrijgen van de menschen – en zou dat daar dan niet het geval zijn, terwijl u er toch al 20 jaar woont? Enfin, misschien hebt u allang wat gekregen en is uw isolement ook niet zoo groot als ik het mij nu voorstel.

De vergunning voor de chèque op mijn aanvraag van begin December is dezer dagen pas gekomen en was vergezeld van een heele vragenlijst over de "begunstigde". Er worden zeker nu weer minder vergunningen verleend, maar ik geloof niet dat wij iets te vreezen hebben. Wonderlijk dat u dezen oorlog, en den vorigen, monotoon vindt. Joanna en ik voelen ons voortdurend in den strijd betrokken, en hoevele van onze vrienden. Hendrik is gelukkig vlak voor Kerstmis naar huis teruggekeerd, Willem niet; de 6 kinderen van Hendrik hebben 't 'm gedaan. De evacuatie van de kustgebieden geeft een ontzettende hoop gedoe. Ik moet nu voor Dresden, die in Wassenaar woonde, kamers zoeken hier in Amsterdam, wat heel erg moeilijk is, omdat het heele Zuid geblokkeerd is voor ambtenaren van de departementen die overgeplaatst worden. Wij krijgen ook inkwartiering de volgende week. Dat geeft voor Koosje, en dus voor ons, want zij kan het niet af, weer extra werk, en hoe moet je den man genoeg te eten geven? Je vrijheid in huis te missen is ook een heel ding – hij komt in de voorkamer en wij zitten achter. Wat dat betreft komt het weer goed uit, dat ik nu net met de krant ben uitgescheden, want nu krijg ik tenminste een beetje meer tijd. Gisteravond heb ik met een afgrijselijk concert van het Ruijneman-clubje mijn werkzaamheden beëindigd. Het spijt mij wel, dat ik nu niet overal meer bij zal zijn, d.w.z. dat ik nergens meer bij zal zijn – het op-de-hoogte-zijn vond ik er wel leuk van, en af en toe hoorde je ook wel eens iets moois. Den laatsten tijd schreef ik, wegens gebrek aan plaatsruimte in de krant, weekoverzichten; dat was heerlijk – als ik dan om ½10 thuis kwam, hoefde ik niet nog eens zoo'n stom stukje te gaan schrijven, alleen Donderdags na het abonnementsconcert schreef ik het overzicht, waarin dan ook niet alles zoo vervelend-uitvoerig beschreven behoefde te worden. Het was op deze manier eigenlijk gemakkelijk verdiend geld, makkelijker dan met de lesgeverij, die me soms ontzettend verveelt. Van een opvolger heb ik tot nu toe niets vernomen, ik vermoed haast dat er geen benoemd wordt, omdat het aantal pagina's nog weer kleiner wordt. De Tijd en Het Volk hebben nu 16 pag. in de week, de N.R.C. nog iets meer, maar hoe wil je daar nu nog recensies uit Amsterdam, den Haag, Rotterdam en Utrecht in onderbrengen? Als het zoo is, dat ik niet vervangen word, keer ik er later misschien weer terug, want Bertus, voor wien ik eigenlijk waarnam, heeft er toch, geloof ik, geen zin meer in. Ik ben benieuwd of ik het nu merken zal, dat ik 3 of 4 avonden in de week vrij krijg. Het werd eigenlijk wel tijd, want ik kwam nooit klaar en overwerkte me en Joanna moest altijd maar voor alles inspringen, en dat ging eigenlijk ook niet meer, want zij heeft nu juist weer wat meer lessen gekregen en de lessen in de oude talen zijn zoo onvoordelig wat den tijd betreft, omdat je altijd moet prepareeren. Vandaag heb ik een prettig gevoel van vacantie: geen lessen, geen concert meer, geen eigen optreden, alleen maar huiselijke bezigheden (de kamer schoonmaken voor de inkwartiering en verstellen) en aan u schrijven. Het is plotseling hondenweer; gisteren vroor het opeens en vandaag sneeuwt en regent het door mekaar, heerlijk om niet uit te hoeven. We hebben toch nog een klein kerstboompje – we waren al geresigneerd dat we er geen zouden hebben, omdat we geen kaarsjes meer hadden, en toen kreeg ik er 7 cadeau! Wij, die altijd zoo ongelukkig zijn over het vreeselijk vele menschen-zien, hebben daardoor ook dikwijls weer een bofje! In Bloy heb ik, sinds ik u schreef, niet meer gelezen, maar ik moest aan zijn boek denken bij wat u schreef over de dieren, over de droevige geluiden die zij maken. Hij heeft het erover dat de dieren ook den paradijstoestand hebben gekend en dat zij meegesleurd zijn met den zondenval. Daarom uiten zij zich nu zeker zoo klagelijk. Wat wonderlijk eigenlijk, want wat hadden zij met den zondenval te maken? Wat een eng gevoel dat het menschelijk geslacht ook het verdriet van de dieren nog op zijn geweten heeft. U schreef op 3 December dat u nog ruim een maand werk had aan uw Adagio. Ik ben benieuwd of het nu af is en of u er tevreden over bent. U schrijft binnenkort wel weer eens, niet? Laat Anny zich vooral niet forceeren tot schrijven, ik begrijp volkomen dat zij het veel te druk heeft.

Als altijd veel hartelijks aan allen,

uwe

Thea

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA