MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19390515 Matthijs Vermeulen aan Jan van Gilse

Matthijs Vermeulen

aan

Jan van Gilse

Louveciennes, 15 mei 1939

Louveciennes (S et O)

2 Rue de l'Etang

15 mei 1939

Zeer Geachte Heer van Gilse,

Laten wij elkaar van af den beginne goed begrijpen: Het gaat niet over conventie en uiterlijk. Ik heb er maling aan. Doch het gaat over reëele feiten. Ik zou ze in détails kunnen specifieeren. Ik heb daar geen lust in. Maar geloof mij op mijn woord: hoe zuinig ik het ook zou aanleggen, ik kan met f 75.- geen reis naar Amsterdam bekostigen.

De kwestie heeft nog een andere kant die van niet geringer gewicht is voor mij: de psychologische.

De door jullie beraamde uitvoering mijner Derde Symphonie heeft mijn binnenste in een buitengewoon tumult gezet. Alsof er een vulkaan geopend zou zijn. Het heeft de heele intransigente, onbuigzame essens van mijn natuur, welke ik sinds jaren met geweld en met moeite onderdruk, tot hernieuwde activiteit gebracht. Er is niets aan te doen.

Zoo heb ik, finantieele moeilijkheden voorziende, tot mijn vrouw gezegd: "Het is absoluut onmogelijk dat Matthijs Vermeulen geld gaat leenen bij Hugo Reynst."

Hugo Reynst is de naam onder welken ik mijn journalistieke artikelen schrijf en publiceer. Ik ben dezen Hugo Reynst in vele opzichten dankbaar. Hij heeft mij gered; mij en de mijnen. Doch als musicus kan ik geen geld van hem aannemen. Als musicus wil ik overal gaan bedelen; bij onverschillig wie. Maar niet bij Hugo Reynst. Bij alle dankbaarheid voelt de musicus zich in een toestand van verschrikkelijke rebellie en onoverwinbaren wrevel tegenover het personnage Hugo Reynst. Dat zal u misschien extravagant lijken, absurd etc. Ik weet 't wel. Maar het is zoo.

Op den leeftijd dat andere kinderen naar het conservatorium gaan was ik leerling in een smidse. En in geen twintig, in geen twee duizend pagina's zou ik u kunnen zeggen hoe het mij bij vlagen pijnigt, revolteert, door elkaar schudt, dat ik, vanaf het moment waarin de muziek als een onverhoedsche extase over mij is gekomen, nog niet één, nog niet één kans of gelegenheid heb gevonden om mij, zoowel materieel of spiritueel, als musicus te verwezenlijken. – Men zegge of denke daarom niet, wat Jan Ingenhoven mij eens brutaal schreef: "die man had niet moeten trouwen, had geen kinderen moeten maken." (vrij geciteerd) Ik kan verzekeren dat, wanneer ik musicus ware gebleven, zonder vrouw en zonder kinderen, de musicus sinds geruime jaren verwoest zou zijn. Niet ik heb de vrouw en de kinderen in 't leven gehouden; maar de vrouw en de kinderen mij. Zij hebben den musicus geen cent gekost, want nóóit heeft de musicus één cent gehad, vanaf den dag dat de vijftig gulden waren uitgeput die hem, om zijn loopbaan te beginnen, verstrekt werden door een fantastischen Helmondschen spijkerfabrikant.

Al deze, en nog veel andere sensaties die begonnen te beuken met het geweld van een storm toen ik de partituur der Derde symphonie opsloeg (kunt u zich voorstellen dat Hugo Reynst schrik heeft van de muziek van Matthijs Vermeulen en haar liever ontwijkt?) al dit tumult legt me een wet op die voor mij onverbreekbaar is: Matthijs Vermeulen heeft géén middelen om de reis naar Amsterdam te maken. Hij bestaat niet, om zoo te zeggen. Beschouw hem tot nader order als dood.

Dit schrijven is niet als confidentieel bedoeld, maar ik zou toch liever zien dat het de nauwe grenzen van het Maneto-comité niet overschreed. U zult mij een genoegen doen den heer Paul Sanders van den hoofd-inhoud in kennis te stellen, welken hij aldus kan nemen als een antwoord op zijn schrijven van 10 Mei. Zeer gaarne had ik zijn uitnoodiging tot het houden eener lezing geaccepteerd. Maar het kan niet. Et puisque c'est comme ça c'est comme ça zooals de Franschen zeggen.

Met vriendelijke groeten en werkelijke hoogachting, ook aan Uw medeleden van het Comité

Matthijs Vermeulen

Verblijfplaats: Den Haag, Nederlands Muziek Instituut, archief Buma/Stemra, Maneto