Jan van Gilse (Maneto)
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 12 januari 1939
12 Jan. 1939
Waarde Heer Vermeulen,
Vriendelijk dank voor Uw brief van 30 December. Naar aanleiding van Uw mededeeling dat Uw 1e en 3e sinfonie op reis zijn, zouden wij U willen voorstellen ons althans Uwe 2e te zenden. Het feit dat hiervan geen orkestmateriaal voorhanden is zou een eventueele uitvoering niet in den weg behoeven te staan, aangezien Maneto dat materiaal zou kunnen laten vervaardigen. Het is ons het liefste wanneer U mèt Uw sinfonie de muziek van de Vliegende Hollander zendt, wij zijn dan beter in staat een keuze te bepalen. Behalve de partituur behoeft U voorloopig geen materiaal te sturen. Een en ander gaarne aan bovenstaand adres. Mocht een Uwer andere sinfoniën binnenkort nog bij U terugkomen, dan zou het ons aangenaam zijn als U die ook nog zondt.
Uw vrees dat er voor een sinfonie te weinig voorbereidingstijd zou zijn, is ongegrond. Wij hebben ons als principe gesteld bij onze concerten zooveel tijd te nemen, dat een goede indruk gewaarborgd is.
Ik dank U zeer – om nu na het zakelijke even persoonlijk te antwoorden – voor Uw belangstelling voor het werk dat ik onderhanden heb. Zoodra ik over wat meer tijd beschik, d.w.z. wanneer mijn eerste acte klaar is, hoop ik U nadere mededeelingen te kunnen doen. U heeft gelijk: het libretto is het fundamenteele probleem. Ik geloof geslaagd te zijn. Deze keer ben ik niet zelf mijn eigen tekstdichter, doch werk samen met een redacteur van het Volk, Hendrik Lindt, die naar mijn gevoel een bewonderenswaardige kijk heeft op de eischen die het libretto van een muziekdrama stelt. U weet hoe zeldzaam deze eigenschap, vooral in Nederland is. Grondslag van mijn werk is de Uylenspiegel van de Coster. De groote moeilijkheid was deze epiek tot een geconcentreerd dramatisch gegeven te vormen.
Met vriendelijke groeten, ook aan Uw vrouw,
gaarne hoogachtend,
[w.g. Jan van Gilse]
Verblijfplaats: Den Haag, Nederlands Muziek Instituut, archief Maneto (Buma/Stemra)