Martinus Nijhoff
aan
Matthijs Vermeulen
Sèvres, 22 mei 1930
Sèvres. 22 Mei. 1930
Beste Tijs.
Hierbij de Vikingers. Ik kende ze gelukkig uit mijn hoofd en Netty heeft ze getijpt. Het blijft afgesproken dat de laatste liedjes + de regels torenwachter van "Ik ga naar 't huis", tot "Ja, Hollander –" vervallen.
Over een uur vertrekt mijn trein naar Holland. Je hebt me veel genoegen gedaan met je laatste woord "sans rancune". Dit moet mij even van het hart. We mogen den hemel danken, dat we uit al die adembeklemmende moeilijkheden van de laatste maanden zijn tevoorschijn gekomen zonder deuk in de vriendschap en met een goed werk. Je zou me echter – je zoudt ons beiden – een dienst bewijzen met even aan de "jongens" te schrijven, dat de woede, waarvan je laatste brief gewaagde, voorbij is en dat wij als van ouds met elkaar zijn. Als ik dit zeg, heeft het geen waarde, daar ze, eveneens uit je brief, mogen aannemen dat je nog niet met me gebakkeleid hebt. En voor hetgeen ik nog voor ons spel hoop te doen, kan het niet anders dan voordeelig werken.
Schrijf me even, naar Den Haag, dat je dit gedaan hebt. En zend me, liefst zoo snel mogelijk, de tekst met "streepjes" of een opgave der regels met de beginwoorden. Zoodra ik je brief krijg, ga ik naar Leiden.
Zeg aan de kinderen dat tante Netty de koek brengt. Doe mijn groeten aan Ann en
een hand
je
Pom
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA