MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19290224 Matthijs Vermeulen aan A. Roland Holst

Matthijs Vermeulen

aan

Adriaan Roland Holst

Louveciennes, 24 februari 1929

Louveciennes (S et O)

21 Rue de Voisins

24 Februari 1929

Beste Jany,

Brief en postwissel van je ontving ik doch om allerlei redenen kon ik niet antwoorden. Je roerde een onderwerp aan waarover ik niets definitiefs weet. Het idee van Rik om geld bij elkaar te brengen waarvan mijn partituren gedrukt zouden worden. Muziek in mijn omstandigheden, beste kerel, geëxcommuniceerde die ik ben, is als het denken aan den geur eener aardbei, eener sering, eener roos, in het hartje van den winter. Het denken er aan brengt mij soms zoo in beweging dat ik achterover zou kunnen slaan als ik niet zoo'n soliede constitutie had. Er is niets aan te doen, doch het maakt me onbruikbaar voor het pecuniaire werk. En daar dit pecuniaire werk voorgaat neem ik voor al wat muziek is een omweg, of kijk naar den anderen kant als ik ze tegenkom. Wanneer ik me ging analyseeren geloof ik dat ik in me een soort van rancune zou ontdekken ten opzichte van het muzikale deel van mij zelf, en dat ik het met plezier den nek om zou draaien, want ik ben een mensch van uitersten, helaas. Toen ik nog onverstandig was heeft de demon der muziek mij in een hinderlaag gelokt om mij later te laten verkommeren als een fazant die met zijn bek in een klem raakte. Ik kreeg de gave doch elk middel om ze te realiseeren werd mij ontzegd. Ik ben als een priester zonder altaar. En in mijn binnenste grom ik natuurlijk tegen zulk een gril van het lot, en wensch ik meer en meer de oorzaak der kwelling die het me geeft, uit te roeien. Ik kwam ook tot een formidabele onverschilligheid, tot een totale machteloosheid tegenover alles wat mijn muzikale situatie aangaat. De gedachte alleen dat ik iets zou moeten doen veroorzaakt me een malaise. Daarbij voegt zich nog dat ik onder geen enkele voorwaarde mij zou kunnen vereenigen met den tijdgeest en mij liever zie omkomen dan eenige concessie te doen aan onzen tijd en onze tijdgenooten met hunne esthetiek du moindre effort. Ten slotte merk ik met leed, en met lijdzaamheid, dat ik geen enkelen weerklank heb kunnen wekken als componist, geen enkel enthousiasme gelijk ik het opvat, en tegenover anderen, die het wisten op te roepen, altijd in actie gezet heb. Je ziet dus dat ik allerminst de geschikte persoon ben om mij een voorstel te doen, dat in mijn voordeel zou zijn. Ik beken het als buitenstaander: je m'acharne contre moi-même, nutteloos, doelloos, maar met verwoedheid. De hemel weet of ik daarvan nog ooit genezen zal. Ik betreur het niet eens. Behalve als men mij doet denken aan de aardbei, de sering, of een takje perzikbloesem, of een gouden Juni-avond als het December is. Het hart krimpt er van samen.

Hier begon de kou op Oudejaarsavond en bijna twee maanden heb ik het geloei in den schoorsteen gehoord dat mij boven alle dingen onbehaaglijk stemt. Als ik er aan toegaf zou de abominable klank dier zuiging me neurasthenisch maken. De kou met haar bevroren kranen etc. is het ergste niet, maar dat afschuwelijke geluid dat niet eindigen wil en je omwikkelt met een tonaliteit van hulpelooze, goddelooze verlatenheid! Het geluk van zulk een periode is haar einde. Behalve kleine, clemente ziektes, te midden eener Fransche griep die moorddadig was, hebben wij er geen nadeel van ondervonden. Je 300 francs kwamen te rechter tijd. Ik weet niet of ik er recht op had omdat Rik me in December reeds een dergelijke som overhandigde. Als ik ze echter weigerde zou ik van den eenen kant een air aannemen dat niet overeenstemt met de werkelijkheid, van den anderen kant riskeeren je in je goedheid te onderschatten en te grieven. Hak den knoop door waar je wilt.

Heb je nog gewerkt dezen winter? Je brief doet mij vermoeden dat je isolement zonder resultaat bleef. Om je de waarheid te zeggen had ik dat voorzien, maar nooit zou ik je in deze kwestie een raad durven geven. Ik heb echter den indruk dat de Bergensche ambiance voor jou is uitgeput en dat je waarschijnlijk ongelijk hebt door te volharden in iets wat verleden werd, en ook als verleden niet sterk genoeg meer trilt. Doch in zulk een zaak zijn zooveel nuances, imperceptibles dikwijls voor een ander, dat ik me er met schroom aan waag. Op het juiste moment zul je wel de beslissing nemen welke noodzakelijk is. Er zijn maar twee middelen: geweld of geduld. De biografieën der mystici staan vol van beiden. Doch geweld mèt geduld, en geduld mèt geweld, en van beiden het uiterste.

Kom je nog in Parijs? Zoo niet schrijf me dan. Veel hartelijks van Anny en van je

Matthijs

Doe bij gelegenheid de groeten aan Rik.

Verblijfplaats: Den Haag, Literatuurmuseum