MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19210111 Matthijs Vermeulen en Anny Vermeulen-van Hengst aan Evert Cornelis

Matthijs Vermeulen

aan

Evert Cornelis

Maartensdijk, 11 januari 1921

Dinsdagmiddag

11 Jan. 1921

Beste Evert,

Ik had mij voorgenomen je een aanvulling op mijn brief van Vrijdagmiddag te schrijven, na de uitvoering van "La Veille".

Het deed me in je briefje werkelijk goed te lezen dat je van mijn muziek "was gaan houden". Ik heb je vroeger in mijn binnenste, en ook tegenover Anny, wel eens onverschilligheid verweten, een indruk, welke bij mij oprees toen je me de violoncel-sonate zonder meer teruggaf, zonder het geringste uitzicht op een herhaling, toen een reprise van La Veille zoolang uitbleef, en misschien nog bij andere gelegenheden. Ik dacht natuurlijk: als zoo je beste vriend, koel en onenthousiast tegenover je intiemste werk staat, wat heb je dan te verwachten van de anderen? Het geringste wat ik noodig heb om op te kunnen bouwen, zijn toch mijn vrouw en laten wij zeggen, één vriend. Met minder kan ik het niet doen. Het is een zoo merkwaardig gevoel, als men denkt in eene melodie geheel zijn hart gelijk 't op dat oogenblik was, uitgesproken te hebben, en er zeker van te zijn dat het "geheel 't hart" was, te moeten ondervinden dat niemand het verstaat.

Bedenk ook, dat jij mijn eenige vertolker bent op wien ik meen te kunnen steunen. Alle andere componisten hebben een jongmensch, dat over hen schrijft, hem toelicht, hem propageert. Ik denk op dat jongmensch nog tien jaar te zullen moeten wachten. Ik heb in dit land de jongmenschen opgevoed om over Bruckner, Mahler en Debussy te schrijven. Het zal me nog lang dwars zitten, dat ik ze niet kan opvoeden om over mij-zelf te schrijven. Juist daarom, omdat de vertolker alles moet doen, daarom wik en weeg ik zoo critisch elke nuance van je appreciatie. Daarom zou ik zoo gaarne gewild hebben, dat wij door dik-en-dun gingen, zonder één oogenblik van weifeling of wantrouwen. Ik zou wel zorgen dat het de moeite loonde, d.w.z., dat mijn werk goed was.

Van morgen las ik met afkeer de kritieken van de Telegraaf en de N.R.Ct. De Tel. maakt er zich van af met de gebruikelijke litterariteit, welke vergissingen of gebrek aan begrip moet maskeeren. De N.R.Ct begaat de onuitroeibare, honderdmaal gerecapittelde stommiteit, waarmee men om de beurt Gluck, Berlioz, Moussorgski, Wagner en nog zooveel anderen heeft trachten te verstikken. Het ergert me niet, dat de menschen dom zijn, maar dat ze dom blijven. Als "techniek" zoo'n gewichtige factor is, waarom leverde, laten wij zeggen Rembrandt, op zijn veertigste jaar, dus als hij verondersteld mag worden de "techniek" te "beheerschen", dan nog goede en minder goede en superieure werken? Waarom schreef Beethoven op denzelfden leeftijd nog verschillende zwakke composities? Waarom componeerde Bach, die toch geacht mag worden zijn "techniek" gekend te hebben niet enkel Matthaeus-Passionen en Wohltemperierte Klavieren! Waarom is zijn eene stuk beter, wetenschappelijk te bewijzen beter dan het andere?

Techniek, kan ieder lezen bij D'Indy, is afgeleid van technè, wat beteekent middel. Een middel om tot een doel te komen; in dit geval is doel de ontroering. Alleen aan den graad der ontroering kan men den graad der techniek toetsen. Techniek op zichzelf bestaat niet, dat hebben alle groote meesters geleerd (bewezen). Wanneer techniek waarde had, dan moest Kloos nu, nu hij àlles kent, de prachtigste verzen maken. En nu kan hij juist geen enkel dragelijk gedicht leveren.

Het kan mij zulk een leed doen, niet wegens mij zelf, maar wegens den onbekenden God, die mij drijft, dat dergelijke essentieele dingen worden misverstaan en nog honderdduizend maal zullen worden misverstaan, tot schade van ieder. Wij uiten ons toch niet om "kunst" te maken, of zelfs om "schoonheid" te maken, maar immers om inzicht te geven in de dingen, welke waardevoller en blijvender zijn dan wij, in onzen uiterlijken verschijningsvorm.

Ik mag dus niet zeggen, "wat kan mij techniek schelen" en zou dat ook nooit durven zeggen, in de beteekenis, welke voor mij het woord techniek heeft. Want zoo moet ik immers, een vrij maar willig instrument zijnde, techniek als hoogste doel op één na stellen. En al komt er in "La Veille" niet het obligate "sterrengefonkel", het obligate "gebed", het obligate "krijgssignaal", het obligaat-pathetische "adieu", de stompzinnige, traditioneele dingen, waaraan de stompzinnige criticus zijn "techniek" denkt te herkennen, ik weet zeker, dat La Veille in staat is bij ieder onbevooroordeeld hoorder het hart te scheuren van medelijden voor de rampzaligen van den "Grooten Oorlog". Dat was mijn doel; en ik heb dit bereikt met de allerhoogste techniek: de muziek van hart tot hart.

Het kost in dit treurige, schijn-doode land zooveel louter-menschelijken moed en moeite om een werk op stapel te zetten. Ik heb nu, zooals je weet, ondanks de algemeene apathie en onverschilligheid mijn twee[de] symphonie af. Wanneer de dingen klinken zooals ze mij zijn voorgesteld, dan zullen de verschillende hoofdmomenten overweldigend zijn: de psychische vaart der violoncel-sonate vertienvoudigd. Ik ben er volmaakt van overtuigd, dat er niemand op dit oogenblik in Europa is, en ook niet in de andere werelddeelen, die zulk een werk kan concipieeren en voltooien. Niemand. En ik zelf ben er soms bijna onder bezweken, zoo dat ik verschillende malen op het punt heb gestaan om alles te vernietigen. Nu moet ik voor dat werk zorgen en ik weet waarlijk niet hoe. De heele wereld is ver[r]epe[r]toird (d.w.z. speelt slechts repe[r]toire). De beste orchesten zijn juist toe aan de beheersching van Debussy-Mahler-Strauss en hunne epigonen, terwijl dit stuk voor het moment twintigmaal zwaardere eischen stelt. Ik zou het werk zoo graag in jouw handen geven als mijn exécuteur testamentaire. Kunt gij geen middelen beramen, waardoor dit werk binnen niet al te langen tijd wordt uitgevoerd. Er zou b.v. eene uitvoering geprojecteerd kunnen worden bij wijze van inschrijving, die mij ook nog wat geld inbracht voor het levensonderhoud. Op het programma zou dan zoowel mijne tweede als mijne eerste symphonie kunnen staan en verder niets. Onder jouw leiding natuurlijk. Weet je niet een invloedrijk persoon, een Wibaut b.v., die daarvoor, buiten alle muziek-politieke kwesties om te winnen zou zijn. Enkel eene uitvoering, welke mij beide werken onverminkt zou doen hooren en die zoo mogelijk een voldoende batig saldo zou opleveren, dat wij er een jaar van leven kunnen. Denk er eens heel ernstig over na.

De hoofdzaak is op 't oogenblik wel, dat je het tweede stuk leert kennen. Het komt a.s. Maandag van den boekbinder terug, kant en klaar, met alle gebruiksaanwijzingen! Ik verlang heel erg er met je over te praten en te delibereeren en wanneer je eenigszins kunt, stel me dan niet te leur, ten minste niet in dit laatste. Ik hoop spoedig van je te hooren.

tt

Matthijs

Naar den bij-hoorenden van De Tel. te oordeelen, heb je Beethovens 110 eminent gespeeld. Er bestaan in de muziek niet veel zoo mooie, emouvante, dingen als de arioso dolente en de overgang tot dien arioso, dat recitatief met den poignanten nachtegaal-slag. Als ik bedenk uit welk een afgrond van teederheid en eenzaamheid, dit bij Beethoven is opgerezen…

Zou je me de rest der critieken niet eens willen sturen, curiositeitshalve; Handelsblad en Nieuws v/d Dag? Ik moet jouw opinie over dat concert trouwens ook weten.

Tot spoedig niet waar? Hartelijke groeten aan Hilda, Bruce en Nonnie. Natuurlijk ook van Anny, die onder dezen langen brief misschien nog wel wat "krabbelt". Ik laat maar een beetje wit open.

tt

Thijs

Ik zal gebruik maken van Thijs' hatelijkheidje over 't krabbelen!! Hij vindt het n.l. altijd "onnoodig". En dan, leest hij ook altijd woord voor woord af wàt ik schrijf, een gewaarwording als kippevel.

Wat staat op de 1e en 2e pagina vanaf: "Het geringste – niemand het verstaat" dient toegelicht vind ik. Want daar bedoelt hij alleen de buitenpost mee. Van mijzelve weet hij natuurlijk dat hij, niet alleen op mij bouwen kan, maar een geloovige in zijn muziek heeft en dat weet hij ook wel van jou ondanks zijne twijfeling. Ik herinner hem menigmaal aan wat je ons zeide toen je aan de piano zat: dat langzamerhand deze muziek tot je doordrong en hoe je vroeger ook b.v. voor Debussy tijd noodig gehad hadt. En ik weet dat wanneer jij eenmaal serieus voor Thijs zelf en zijne muziek bent gaan voelen, dit gevoel met den dag intenser gaat worden en dat je je hoe langer hoe meer als "kampvechter" voor hem zult opwerpen. Maar – dat kan alleen zijn wanneer je gevoel het hoogtepunt zal bereikt hebben. Thijs denkt zich zijne muziek te toegankelijk en zichzelf ook, hij vergeet altijd nog dat jij hem niet goed kent in al zijn eenvoud. Thijs is een persoon, juist door zijn niet-kennen van den "schijn", die steeds aan "schijn" en verkeerde beoordeeling bloot staat. En daar zal pas de tijd verbetering in brengen, ik meen in die verkeerde beoordeeling.

Wat Thijs zegt dat er niemand is die zulk werk kan componeeren op 't oogenblik, dat is zeker. Het lijkt oppervlakkig van mij wanneer ik dat zeg als zijne vrouw. Ik ben geen kunstenares en mis een massa dingen om zelf uitvoerend kunstenaar te zijn, maar mijn intuitie is zoo zuiver, mijn leven in een hoogeren stroom is zoo sterk, dat ik dat voor mijzelf als kunstenaarschap reken en daardoor veel kan beoordeelen en weten. – Er zou voor Thijs' muziek veel gewonnen zijn wanneer ik wel technische bekwaamheid had, wanneer ik het was die zijne muziek mocht verbreiden. Maar nu ben jij er en het hangt alleen nog maar af van het "hoogtepunt" en dat kan niet geforceerd worden. –

Ik wil je ook iets vragen waarop je ronduit moet antwoorden: wat heeft de commissie bij elkaar gebracht? Waarom ons niet precies het kleine bedrag genoemd, waarom moest er coûte que coûte voor een tweede jaar bij Telegraaf-leden aangeklopt worden, die 't zelf toch niet breed hebben? Zijn wij dan kinderen, dat wij een teleurstelling niet zouden kunnen dragen? Maar misschien weet jij niet van dit alles? Zie je, Thijs en ik houden niet van "schijn". Wanneer er een treurig resultaat was – goed. Dan dienden er maatregelen genomen [te] worden. En ik heb toch altijd door getoond dat ik geen "zwakke, flauwvallende" en "hoog-zwangere" (waar meestal mee geschermd wordt!) vrouw ben. Ik zelf heb nog maar één poging in een brief naar Indië gedaan, persoonlijk ben ik er heelemaal niet op uit geweest. Doch dat ben ik zeer zeker van plan zoodra ik precies weet hoe de zaken staan. Mijn vertrouwen en mijn geloof zijn zoo rotsvast dat welke teleurstelling ook in geenen deele mij aan 't wankelen kan brengen. En ten slotte is het toch zeer natuurlijk wanneer ik voor Thijs al 't mogelijke doe. 't Is volstrekt niet om voor mijzelf een lui leven te verzekeren: iedereen kan er zich hier van komen overtuigen. – Maar, wie kent Thijs beter dan ik, wie kan beter de bezwaren, lasterlijke aantijgingen weerleggen die aangevoerd worden, wie kan beter dan ik de menschen een juister inzicht in hem geven, dus trachten de hem daarom niets-willen-gevende menschen te bekeeren? Hij is als criticus in zoo'n vijandige positie geweest dat het zéker moeilijk is dat bekeeren, maar ik ben daartoe ook de aangewezen persoon zou ik zeggen.

En, al heb ik van een "aantrekkelijk uiterlijk" afstand gedaan (d.w.z. bij vroeger vergeleken!) ik weet heel zeker dat in een persoonlijk gesprek ik dezelfde overredingskracht bezit als vroeger, meer nog, waar het Thijs betreft. Schrijf ons dus wat jij er van weet en wat jij er van denkt. Als ik handelen zal, kan er tevoren een op den grond der dingen ingaand gesprek plaats vinden met jou, dat lijkt mij het beste. –

Hartelijke groeten ook voor Hilde, Breusje en Nonnie. R.M. is in 6 weken van 6½ p tot 9 p gekomen. Goed, hè.

Verblijfplaats: Den Haag, Nederlands Muziek Instituut