Het is op het ogenblik de vraag of er in de naaste toekomst nog een geschiedenis zal zijn, dat wil zeggen of er nog een levend mens over zal zijn om de vruchten te plukken van de z.g. Westerse Beschaving, wanneer de oorlog drie dagen geduurd zal hebben die door de Atlantische Bevelhebbers industrieel voorbereid wordt sinds 1945 en technisch-strategisch sedert het begin van 1955.
Daarmee is eigenlijk de hele geestelijke ontreddering samengevat van het tegenwoordige Westen, waar alle verantwoordelijke leiders (zelfs die der Kerken), dit voorjaar een argument aan 't zoeken zijn dat hen veroorlooft de Waterstofbom te gebruiken (hoe dan ook!) en het schijntje van geweten dat hun rest te smoren.
Maar als wij het er goed afbrengen (en dat moet ! en daarvoor hebben wij te zorgen met al onze krachten) dan zal de geschiedschrijver der afgelopen tien jaren zich het meest verbazen over de absoluut onverklaarbare absurditeit van de volgende feiten.
1o Dat de atoombomfabricatie en de daaruit onafwendbaar als een fatum voortspruitende atoombombewapeningswedstrijd niet onmiddellijk is stopgezet na Hiroshima en Nagasaki. Zoals ieder weet zijn het de V.S. geweest die in plaats van hun atoombomfabricatie stop te zetten haar onmiddellijk na 1945 hebben uitgebreid, en dermate egocentrisch dat zij een wet hebben uitgevaardigd welke verbood om hun intiemste bondgenoot deelgenoot te maken van de ontdekkingen die zij zouden doen en van de verbeteringen welke zij zouden aanbrengen in de fabricatie van de atoombom. Vanaf 1945 hebben de V.S. gestreefd naar het monopolie van een wapen dat hun de hegemonie zou verschaft hebben over de ganse aarde.
Ten tweede zal de geschiedschrijver zijn verbazing uiten over de waarlijk met elk greintje gezond verstand spottende dwaasheid dat alle zakenlieden van het Westen zich halsoverkop als onwijze kinderen gestort hebben in een kolossale bewapeningsonderneming die van een gewoon reëel zaken-standpunt beschouwd niet de minste kans heeft op enig rendement om de eenvoudige reden dat er na een paar dagen atoomoorlog niets en niemand zal overblijven om ergens nog wat renderend te maken.
Ten derde zal de historieschrijver stom verbaasd staan dat alle volkeren van het z.g. Westen, fabelachtige, bijna onverbeeldbare schatten aan geld en arbeid hebben geleverd, jaar in, jaar uit, om gezamelijk een peilloze afgrond te graven die hen allen reddeloos zal verslinden. Hij zal verbluft staan dat zonder kikken fantastische massa's geld werden weggesmeten voor de gezamelijke vernietiging terwijl ieder dubbeltje, bestemd voor een nuttig doel of voor de sociale rechtvaardigheid, tienmaal werd omgedraaid, tienmaal werd beknibbeld.
Nog sterker zal de historieschrijver ontsteld naar zijn hoofd grijpen wanneer hij te vermelden heeft dat de animale gedweeheid waarmee ze deze gigantische schatten bijeenbrachten en lieten verspillen, listig en bedrieg lijk werd gekweekt door een reusachtige propaganda die zich van dezelfde schandelijke leugens en sluwe machinaties bediende als zekere Doctor Josef Goebbels tegen wiens systematische en verraderlijke gedachtenvervalsingen diezelfde mensen van het Westen dapper gevochten hadden op leven en dood.
Meer en meer zal de historieschrijver zich onthutst voelen wanneer hij moet boekstaven dat bijna zonder uitzondering alle intellectuelen van "het Westen" zich door die misleidende propaganda lieten hypnotiseren tot zulk een graad dat zij zonder nadenken, zonder enig protest hebben toegestemd in de onvermijdelijke en complete vernietiging van alle geestelijke waarden door welke en voor welke het Intellect sinds de vroegste tijden der praehistorie bestaan heeft, en die precies dezelfde waarden zijn voor welke het Intellect kortgeleden met dapperheid, met enthousiasme gevangenis, foltering en de kogel verkoos boven zwijgende verloochening, boven laffe verzaking, boven knechtschap.
Steeds verbouwereerder zal de historieschrijver te signaleren hebben dat de mogendheden van het Westen gedurende tien jaren niet de geringste serieuze of onserieuze toenaderings- of verzoeningspoging beproefd hebben tot de volken die zij a priori gebrandmerkt hebben als vijandig, als tegenstanders tegenover wie de meest barbaarse, de meest immorele, de meest misdadige, de meest vuige, de meest lafhartige oorlogsmiddelen en oorlogsdoeleinden geoorloofd zijn.
Het zal de historieschrijver vreemd te moede worden wanneer hij te constateren krijgt, klaar als de dag, dat er gedurende die dolle rit naar de afgrond nergens in het Westen een noemenswaardige publieke opinie geweest is, een vox populi, die had moeten klinken als vox Dei om de mensen op te schrikken uit hun verdoving, terug te roepen tot bezinning, te weerhouden van de ondergang.
Ten slotte zal de historieschrijver, hoewel hij objectief behoort te zijn, zich niet kunnen verhinderen om in woede los te barsten tegen de ontelbare gewetenloze, hersenloze knoeiers en beunhazen die actief hebben bijgedragen tot het veroorzaken van "een afzichtelijken tijd", die alle grootheid, alle hoogheid, alle schoonheid, alle recht, alle onschuld verguist, onteert en doodt; de meest objectieve historieschrijver zal niet kunnen nalaten in heilige woede uit te breken tegen de regeerders in burger en uniform, tegen alle waardigheidsbekleders in Kerk en Staat, die hersenloos en harteloos, goddeloos en redeloos de vernietiging beramen, de verdelging toestaan van het enige levensvatbare oord dat wij met onze telescopen tot dusverre gevonden hebben in de kosmos.
Deze tien jaren zijn de bedroevendste, de smadelijkste geweest in de Geschiedenis der Aarde, en tegelijk de medelijdenswaardigste, omdat de mensen die reeds zoveel geleden hebben, het lijden niet verdienen waarin zij gedreven worden buiten hun weten, zonder hun instemming.
Want dit is het verschrikkelijkste: de enige misdaad die in evenredige verhouding staat tot het oordeel, de straf, de smart welke boven ons hoofd hangen, is de misdaad die de gezagdragers van het Westen vermetel en roekeloos voorbereiden.
MV
(gepubliceerd in het april-nummer van 1955 van Vrede, het orgaan van de Nederlandse Vredesraad.)