MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19500203 J.C. de Buisonjé aan Matthijs Vermeulen

J.C. de Buisonjé

aan

Matthijs Vermeulen

 

Amsterdam, 3 februari 1950

 

3 Februari 1950. –

de Weledelgeboren Heer Matthijs Vermeulen,

Elke week lees ik nauwkeurig, met belangstelling en leergierigheid, Uw artikelen over Muziek in de "Groene".

Zo juist ontvang ik het nummer van 4 Febr. 1950 en wil niet nalaten, U eens te zeggen, dat begeerte naar weten, interesse en goed toe kijken zijn vervloeid in ontroering, in uit-het-hart-gegrepenheid door Uw essay over Johann Sebastian Bach. –

Op het gebied van de muziek ben ik helaas (of moet ik zeggen gelukkig, want nu is er nog zo veel te ontdekken), ben ik dan maar: een bloedige leek. Door het koele, abstraherende instrument "klavier" (vleugel, piano), maar veel meer door de stem tot dat wonder van heel-heel-ver genaderd, dat mij Johann Sebastian geworden is, – weet ik nu, voor zover ik vermoed te kunnen weten, dat dit een van de wegen, kanalen, buizen is, waardoor mij iets van wat ik noem: het goddelijke toevloeit op een wijze zoals geen "woord" dat doet.

De "religie", die zich alleen door intellect en woord, maar die óók dóór lijn, kleur, toon, o, vooral door toon van instrumenten en stemmen van mensen het "goddelijke" (wat is dat eigenlijk?) wil laten toestromen – die "religie" heeft gelijk tegenover alles wat het goddelijke presenteert in brokkelig, niet-zielen-geleidend kalkig woord.

Het wil mij voorkomen, dat U in dezelfde richting wijst. Door Uw woorden over Bach weet ik mij in mijn opvatting versterkt. – Daarvoor dank. – .

Ik geef direct toe, dat dit gevoel van unificatio met een Onnoembaarheid zich niet steeds merkbaar maakt. Ook de mens is een receptief wezen, dat niet steeds in dezelfde staat verkeert. – Maar de herhaling van zekere gevoelens, die Bach op mij doet invloeien, bevestigt het weten omtrent het on-uit-sprekelijk numinose, dat in zijn noten-nalatenschap geïncorporeerd ligt en daar soms al musicerende als een "gebed", beter misschien een "dankzegging" uit op straalt. – .

Voor in het exemplaar van "Das Wohltemperierte Klavier", dat sinds jaar en dag niet van mijn instrument komt, schreef ik, – misschien zal het ook U interesseren:

O, dat! wien en met welk woord daarvoor danken?

Wie weet gepaste dank voor deze klanken?

't Onnoembre werd geluid, werd, zich genoeg,

in d'open mens een sidd'ring wekkend: klanken.

Met herhaalde dank voor Uw bovengenoemd essay over Bach.

Uw zeer belangstellende lezer

J.C. de Buisonjé.

 

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA