Matthijs Vermeulen
aan
Odilia Vermeulen
Laren, 2 augustus 1964
Laren (N. H.)
2 augustus 1964
tien vóór tien
in het keetje
dikke, grauwe
wolken, af en toe
schelle zon of regen
kachel an.
Lieve O [met daarin een gezichtje getekend]
Pas vandaag Zondag kan ik je deze woordjes schrijven, want de ganse week heb ik moeten zwoegen op cijfer 10 en 11, die niet naar mijn zin waren, maar dan ook helemaal niet naar mijn zin.
Er is sinds niets gebeurd behalve dat cijfer tien en elf nu goed zijn. Ik heb er dertig uren aan gewerkt met enorme inspanning en het verwoede plezier van ik word je de baas − Morgen verder.
Vanochtend is de eerste gladiolus ontloken tussen zijn groene messen als een grote donkerrood gloeiende vlinder. Prachtig.
Verleden maandag al begon je boeket te verwelken. Uitgezonderd de distel. Het wacht tot je terugkomt.
Nog niets op je cello-sonate-plaat geschreven. Ik zou er graag op zetten dat van al mijn hoorders en hoorderessen, spelers en speelsters jij degene bent die mij het meeste en het diepste genoegen gedaan hebt. Maar ik kan de juiste formulering niet vinden! Je weet het vast.
Mijn voornaamste zorg zal blijven dat de zevende symphonie afkomt en beschouwd kan worden als een voorbeeld. Omdat ze van jou is, zoals je zegt!
Wanneer je ons geen briefjes krabbelt omdat iedere dag je voldoende verheugt dan vind ik dat uitstekend. Hoi! Hoi, de Chinees.
Het beste en een kleine por van je vroegste kameraad
M.
tien voor elf.
pupulla in het Latijn
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA