Matthijs Vermeulen
aan
J.H. van der Starre
Laren, 9 januari 1960
Laren (N.H.)
Drift 45
9 jan. 1960
Zeer Geachte Heer Van der Starre,
U hebt een mooie oorkonde voor mij opgesteld, welke ik las met de gewaarwordingen die nachtegaals en overig gevogelte moeten krijgen, wanneer na een natte, kille lente op 't laatst nog even wat glans en warmte door de wolken breekt. Op dit punt ben ik zo weinig verwend, dat ik uw verheugende brief aanvaard als een aardige droom, duidelijk genoeg afgetekend, want ik zie hem daar op de tafel, om er graag aan te denken, en toch niet helemaal reëel. Dat komt vermoedelijk omdat zulk een brief vol lof, zonder voorbehoud geformuleerd, tot de zeer grote uitzonderingen behoort, en eveneens omdat de componist-in-mij te weinig, te zelden in de buitenwereld is verschenen om voor hemzelf helemaal realiteit te worden, een beetje meer dan een droom.
In ieder geval mag ik U feliciteren, en danken dat U een overtuiging hebt, en voor de absolute termen die elke overtuiging pleegt te kiezen, niet terugschrikt. Ook daaraan zou ik moeten wennen om ze volledig te geloven. Want al corresponderen ze met de verschillende desiderata welke de componist heeft gehad in zijn radiërende uren, dat personnage, zoals ik juist zei, bleef voor hemzelf te langdurig irreëel. Hij kan uw termen dus niet ontvangen zonder een zekere schroom, niet zonder enige huiver, en alsof er een vergissing gebeurd zou kunnen zijn.
Is de muziek uw vak? Ik kan het nauwelijks veronderstellen, omdat de beroepsmusicus mij van oudsher benadert met achterdochtige bedenking, alsof ik van een andere planeet kwam gevallen en een taal spreek welke hij nooit geleerd heeft. Of is de muziek voor U een uitverkorene te midden van de overige aardse geneugten? Ook dan nog bevind ik mij tegenover iemand wonderlijks. Maar ik zou dat even onschatbaar mogen achten.
Het is eigenlijk jammer dat U de vier symphonieën die u vernoemt, enkel kent door de radio. Ongetwijfeld geeft dit verbindingsmiddel betrouwbare inlichtingen omtrent de typische karakteristieken van een compositie en bijgevolg van een componist, wiens substantie in onbedriegelijke trekken opklinkt voor de opmerkzame hoorder die haar kan beoordelen. Ik vind het ook geen onoverkomelijk bezwaar dat de verhoudingen der klankvlakken en van een aantal bijstemmen, een belangrijk deel van hun waarneembaarheid verliezen in het verkleinde geluidsformaat van de micro. 't Meest mis ik in de radio het element van afstandloze ruimte zelf waarvoor, waarin mijn muziek geconcipieerd is. Maar ook deze eigenschap kan per slot ontbreken zonder dat deze muziek als schriftuur, als idiogram te zware schade lijdt, die haar onherkenbaar zou kunnen maken.
Wat ik daarentegen echt spijtig vind, is, dat wij deze muziek voorlopig niet zullen horen in haar werkelijke expressie. De oorzaak hiervan ligt voornamelijk (en bijna niemand beseft dat) in de omstandigheid dat de orkesten (geen enkel uitgezonderd) nooit de tijd hebben om de uitvoering van een partituur (welke vooral ongewoon is van factuur omdat zij een voortdurend zelfstandig optreden eist van ieder der spelers) zodanig voor te bereiden, dat elk der executanten zijn partij voldoende beheerst (en tevens het geheel overziet) om aan iets anders te kunnen denken dan aan een instrumentaal-exacte weergave van de noten die, op zichzelf beschouwd, reeds technische moeilijkheden genoeg opleveren om in de beschikbare studie-tijd precies overwonnen [te] worden, maar ook niet meer dan precies, en zonder de nodige marge om aandacht over te laten voor het essentiële dat de noten moeten uitdrukken. Zo raakt men in het beste geval tot een uitvoering die mechanistisch tamelijk nauwkeurig genoemd, zelfs geroemd mag worden, en waarvan de vaardigheid, de toewijding (en meermalen de zelfverloochening van sommige spelers) in hoge mate apprecieerbaar zijn, maar die ternauwernood en slechts sporadisch de geestesgesteldheid overschrijdt van een zeer ijverig en met veel toeleg opgezegde les.
Het zal wel altijd zo gegaan zijn bij waarlijk nieuwe muziek. Uit eigen ondervinding weet ik dat de Debussy-uitvoeringen b.v. van veertig jaar geleden op verre na niet vergelijkbaar zijn met die van heden. De compositie moet daar tegen kunnen. Zij rekent op de intuïtieven, de happy few. Blijkbaar bevat zij, inherent, genoeg geheime krachten en virtualiteiten om ondanks mechanisering en schijnbare leegte, toch nog haar verborgen wezenlijkheden, haar leven te suggereren.
Over wat de componist bij zulke uitvoeringen te verduren heeft (ook van de zijde der critici!) zal ik maar zwijgen. U zult dat gemakkelijk gissen. En het behoeft u dan niet te verwonderen dat een volstrekte adhaesiebetuiging als de Uwe, die zoveel goedmaakt, mij vervult met dankbaarheid, en, wegens uw helderhorendheid, stemt tot hoogachting.
Moge de volgende keer dat mijn muziek U aanleiding geeft voor een gedachtewisseling, niet al te lang op zich laten wachten!
Leve de toekomst.
Met vriendschappelijke gevoelens,
Matthijs Vermeulen.
alleen in fotokopie bewaard gebleven, tevens concept
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA