MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19600107 Louis Hoyack aan Matthijs Vermeulen

Louis Hoyack

aan

Matthijs Vermeulen

Den Haag, 7 januari 1960

Den Haag 7.1.'60

Zeer geachte Heer Vermeulen

Dank voor uw prompt antwoord op mijn brief. Zeker, consonant en dissonant zijn niet strikt te scheiden, maar wel schijnt toch de grote drieklank minimaal dissonant te zijn − hij is daar voor dan ook de "premier jet de la nature" − en dit verklaart zijn sleutelpositie in de muziek. Vanzelfsprekend erken ik ook het feit, dat er in de loop der Europese muziekhistorie steeds koener samenklanken zijn geduld. Wanneer men daarbij echter de terugkeer tot het muzikale uitgangspunt verzaakt, of ten minste niet duidelijk laat horen, dan schiet de toonkunst er haar cosmisch-archetypische bouw bij in, al zijn er ook muzikale stijlen, die deze bouw nog niet bereikt of weer verworpen hebben. —

De elementen H., C. en O. zijn inderdaad niet de enige in de organische chemie, maar wel de meest belangrijke. En daarom moet het treffen, dat ze hun akoustische parallelen bezitten juist in grondtoon, eerste en tweede boventoon. —

U spreekt van andere vormen van periodiciteit en cycliciteit dan die der klassieke periode. Best, als ze dan ook maar behoorlijk hoorbaar zijn. Bij natuurvolken is de periodiciteit meestal sterk motorisch, regelmatig. Ze beleven rhythme (hier in de zin van maat) blijkbaar als van essentieel vitale aard.

Mogen we recitatief nog tot de eigenlijke muziek rekenen? Deze is er ondergeschikt gemaakt aan een prozatekst. De Griekse zang was ten minste nog geperiodiceerd aan de hand van de versmaat. Het Gregoriaans zoudt u desnoods kunnen aanvoeren als argument tegen mijn bewering, maar hier is de muziek weer dienaresse van iets anders, nl. de liturgie. Alle mooie melodieën zijn echter geschreven in het dwangbuis van de maatstrepen, en het verlies van de melodie in haar traditionele zin acht ik een van de smartelijkste, die de hedendaagse mensheid zichzelf berokkend heeft. Moeten we uit muziekhistorisch relativisme teruggrijpen naar stijlen, die nog niet tot de rijpheid waren gekomen van de klassieke en voorklassieke toonkunst? Of zullen we "passer outre" en de eens in de geschiedenis gevonden wetten van muzikale schoonheid weer opgeven uit een soort misplaatste vrijheidsdrang? We constateren ook in andere cultuursectoren zulke waanzinnigheden, b.v. het opofferen van rijm en metrum in de poëzie, nadat ze eerst in de middeleeuwen van de Arabieren zijn overgenomen en gaandeweg geperfectioneerd. Neen, onze tijd ziet alles in het licht van de historie en vergeet, dat er normen en waarden zijn, die onafhankelijk van de tijd gelden, omdat ze hun wortel hebben in de Wereld-Grond.

Met de meeste hoogachting

Louis Hoyack

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA