MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19591230 Louis Hoyack aan Matthijs Vermeulen

Louis Hoyack

aan

Matthijs Vermeulen

Den Haag, 30 december 1959

Den Haag 30.12.59

Hotel du Passage

Passage

Zeer geachte Heer

Met verbazing las ik uw lang artikel over uw eigen 6e symphonie in de Groene van 5 dec. 1959. Mijn reactie daarop is niet zozeer die van een muziekliefhebber en concertbezoeker (dat ben ik ook) dan wel die van een philosoof. Van diens standpunt uit − en alleen dit geeft mij enig recht van spreken in deze materie – wil ik een paar opmerkingen plaatsen, die al lezend mij uit het gemoed welden. Wat mij trof was nl., dat gij hetgeen gij als verouderd bij de klassieke componisten voor ónze tijd verwerpt, als contingent beschouwt, als iets van zuiver historische waarde, b.v. de reprises, de "verdeling van de tijd in kleine partjes van 2 of 3 tellen (of van een veelvoud van 2 of 3) met onveranderlijke klemtoon op de eerste".

Wie echter nauwkeuriger heeft toegezien weet, dat deze vormen een toepassing zijn, op de muziek, van eeuwige, in de cosmos inherente wetten, ja dat deze vormen het wezen van Muziek (met een hoofdletter) uitmaken, in tegenstelling tot de chaos van geluid. En die wetten zijn periodiciteit, <noot [op ommezijde] Ja reeds de enkele toon onderscheidt zich van gedruis door periodiciteit, d.i. door de regelmaat der trillingen.> cycliciteit, hiërarchie, contrastwerking en harmonie. Wie deze wetten negeert is als iemand, die een machine wil bouwen zonder rekening te houden met de wetten der natuurkunde, of die zich een organisme droomt, waarin de physiologische verrichtingen zoals hartslag, ademhaling, bloedsomloop ordeloos, onregelmatig, onrhythmisch verlopen. U zoudt geen moment in leven blijven, wanneer uw organisme zich gedroeg volgens uw muzikale idealen van "onbeperkte duur" enz. Ook het cyclische beginsel − waarvan het meest duidelijke schema de volledige cadens is, maar dat zich ook openbaart in de terugkeer tot de grondtoon, het hoofdthema − vindt gij toegepast door de hele cosmos, in al de cyclen en ondercyclen der natuur om van het spiritualistisch motief van het "uit God komen wij en toe God keren wij terug" (Koran) nog niet eens te spreken.

Vergat gij ook, dat de grote drieklank absolute betekenis bezit? Want hij bestaat uit tonica en de twee eerste boventonen in de rij, als men de twee tussen liggende octaven weg denkt. Daarom noemde reeds Rameau de gr. drieklank terecht "le premier jet de la nature". Plaatst men bovenvermelde twee octaven er evenwel tussen, dan krijgt men een rekenkundige reeks van 1n-2n-3n-4n-5n vibraties, waarbij no 1 de tonica, no 2 het 1e octaaf, no 3 de 1e quint, no 4 het 2e octaaf en no 5 de 1e terts is. <noot [op ommezijde] Parallelliseert gij nu de rij der boventonen met het periodiek systeem in de scheikunde, dan vindt gij, dat met de tonica correspondeert de waterstof (H), het lichtste der chemische elementen, met de 3e quint de koolstof (C.), atoomgewicht 12 − afgezien van de isotopen − en met het 4e octaaf de zuurstof (O), atoomgewicht 16. Hier komt weer "le premier jet de la nature" voor de dag, als u zich ten minste daarbij herinnert, dat het gros der formules in de organische chemie is opgebouwd uit H's, O's en C's. Deze elementen vormen de voornaamste pijlers van het leven, gelijk in de muziek het geval is met de grote drieklank. In de grote drieklank komt de muzikale dialectiek tot rust (afsluiting). Hij representeert in het rijk der accoorden de minimale dissonantie.> Deze voorzeker niet toevallige maar streng mathematische verhoudingen nu worden door het muziekgevoelige oor geregistreerd en als "schoon" ervaren. "Schoon", omdat de eeuwige cosmische wetmatigheid zich erin a.h.w. weerspiegelt. Dat die wetten eerst zo laat in de historie hun uitdrukking hebben gekregen in de toonkunst, moge u niet meer verwonderen dan dat de electriciteit en de kernenergie recente ontdekkingen zijn.

Gij moet deze dingen, dunkt mij, nog beter weten dan ik, die in uw vak een leek ben; maar waarom maaktet gij ze niet in uw werk ten nutte? Het antwoord op deze vraag moet luiden: gij hieldt geen rekening met hun eeuwigheidskarakter, en dit is weer een tijdbepaalde opvatting. U en velen onzer generatie lijden aan hypertrophie van het historische denken. Het wordt hoog tijd, dat men zich meer bezint op wat boven de historie wèl geldt. Voor de musicus is dit een eerste noodzakelijkheid, zal het ongesophisticeerde oor behagen scheppen in de moderne composities, die echter alle tot stand kwamen met opzij zetten van wat nu juist blijvend is.

Met de meeste hoogachting

L. Hoyack

(auteur o.a. Van ,"De philosophie der verveling", "De weg maakt een cirkel, enz.)

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA