N.J.C.M. Kappeyne van de Coppello
aan
Matthijs Vermeulen
Loenen a/d Vecht, 27 december 1959
Loenen a/d Vecht, 27 december 1959
Hooggeachte Heer Vermeulen,
Het heeft mij buitengewoon verheugd Uw brief van 17 dezer te hebben mogen ontvangen. Dit is voor mij n.l. het eerste, voor mij persoonlijk bestemde levensteeken van iemand, de eenige nog in leven, die tot de helden mijner jeugd heeft behoord. Ik hoop, dat het begrip "Leve Sousa" − want dat is inderdaad een begrip − voldoende uitleg is. U kunt zich ongetwijfeld indenken, dat een jongen, die zich in die dagen wild ergerde − het was de tijd, waarin ik een kleine rol in de gymnasium-opvoering van "de Vogels" mocht vervullen − aan de germanophiele houding van het Concertgebouw, door Uw roep werd wakker geschud, én met zooveel mogelijk lawaai meestreed. Ik zie nog hoe Mevrouw Heemskerk een loge in den Stadsschouwburg verliet om Schmuller achter de schermen te bewegen − er zullen wel de noodige krachttermen in het Russisch gevallen zijn − om zijn solo in het Caecilia-Concert te spelen, doch tevergeefs.
Wanneer men zoover teruggrijpt, is het inderdaad weldadig te bedenken, dat dezelfde auctor van veel energie thans nog in staat is onze nationale muzieklitteratuur te verrijken met een − voor mij althans − hevig werk, dat op mij een indruk maakte, vergelijkbaar met de eerste auditie b.v. van de Sacre, maar dan met een zoo Fransch aandoende inslag als ik in Nederlandsche klanken inderdaad sedert Diepenbrock niet heb medegemaakt.
U begrijpt dus, hoe Uw brief welkom was, te meer nu ik U niet geregeld meer over nabije grachten zie loopen.
Met de meeste hoogachting
N Kappeyne
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA