I.Q. van Regteren Altena
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 15 december 1959
Amsterdam Zuid
15 Dec. 1959
Beste Matthijs,
Versch onder den indruk van je zesde, die me een kort oogenblik met de wolken door het hooge luchtruim heeft gedragen, met af en toe een blik op de aarde, die zelf als een wolk opkwam en verdween, voel ik behoefte je te schrijven, dat je jeugdige neef met stralende oogen op mijn vraag, hoe hij het vond, "schitterend" zei. Het zal wel voldoende voor je zijn om dit onbevangen oordeel te kennen, en je zult niet meer willen, maar ik onderschrijf dan graag dat zeer spontane. Voor een componist moet een uitvoering in zekeren zin het geluid en het gepeins in zijn verbeeldingswereld voortzetten met een vreemde souza van menschen, die hij ook nog op een afstand moet houden, eromheen. Ik hoop dat ze niet te vervelend waren, en de incubatie van de zevende niet hebben kapot gemaakt. Hoe konden ze trouwens. Maar ik schrijf over dingen, waar ik niet van weet. En om de dirigent die het goed heeft gedaan voor het gevoel van een leek (doet een ander het nu geheel anders?) minder alleen te laten dan mijzelf heb ik als de Amsterdammer, die in Augustus een dag naar Artis gaat, de heele pathétique daarna gehoord. Toen ik thuis kwam nog een flink stuk Mahler, om me mijn ontrouw aan de muziek geheel duidelijk te maken. Maar die wolken waren er.
Wil je Thea hartelijk bedanken voor de mooie plaats en weest beide hartelijk gegroet
door je
Jon v. R.A.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA