MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19590330 Matthijs Vermeulen aan Ministerie van OK & W - J. Hulsker

Matthijs Vermeulen

aan

Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (J. Hulsker)

 

Laren, 30 maart 1959

 

Laren (N.H.)

Drift 45

30 maart 1959

Hooggeachte Heer Hulsker,

Gaarne gehoor gevend aan het verzoek, hetwelk U mij deedt geworden in Uw zeer gewaardeerd schrijven van 1 dec. 1958, behelzende dat ik U over drie à vier maanden wederom zou inlichten omtrent de toestand in zake de te componeren liederen waarvan ik de mij verheugende opdracht medio 1957 met dank aanvaardde, heb ik de eer U het volgende te berichten.

Op 30 jan. kon ik een zorgvuldig geschreven manuscript mijner begin nov. van vorig jaar voltooide Zesde Symphonie overhandigen aan de Directeur van Donemus, waar het twee weken later gepubliceerd werd. De compositie is door het Bestuur van Holland Festival eenstemmig aangenomen, en zal deze zomer ter uitvoering komen, wanneer de Artistieke Commissie van het Concertgebouworkest hiertoe zijn goedkeuring verleent. De heer Eduard van Beinum betuigde mij zijn ingenomenheid met mijn symphonie, en ook met mijn wens om de première te laten geschieden op het a.s. Holland Festival. Maar sindsdien veroorzaakte zijn gezondheid grote zorgen, die, ik mag het U bekennen, mij buitengewoon verontrusten.

Zodra ik de nieuwe symphonie definitief vaarwel kon zeggen, heb ik bijna al mijn arbeidstijd gebruikt voor het vinden van teksten welke mij het kwijten mijner belofte zouden mogelijk maken. Hoewel ik de moeilijkheid van dat zoeken reeds kende, had ik het probleem toch nog onderschat. Niettemin, na honderden gedichten gelezen te hebben, bleef ik geboeid stilstaan bij Ecce Homo van Georges Ribemont-Dessaignes, een kort epos, behandelend het onderwerp dat door Malraux getypeerd is met de woorden la condition humaine, doch veel dieper doordringend tot de essens der kwestie. Naar mijn mening nog niet diep genoeg, en ook te eenzijdig negatief. Hoewel ik dit echter duidelijk inzie, en hoewel het mij stoort, blijft het gedicht mij fascineren, en zelfs zodanig dat ik durf denken de aangeduide tekorten op enigerlei wijze te kunnen ondervangen door de muziek.

Nochtans, sedert mijn gedachten hiermee bezig zijn, bezwaart mij de omstandigheid dat het plan mijner compositie (ofschoon ik slechts fragmenten uit genoemd kort epos wil gebruiken) het kader van Uw opdracht aanzienlijk zal overschrijden. Naar alle waarschijnlijkheid geloof ik de duur van het beoogde werk te moeten ramen op "een halve avond". Tot mijn spijt moet ik U eveneens mededelen dat ik op dit ogenblik nog te weinig kijk heb op de tijd welke de bearbeiding zal vergen, om met precisie de datum der inlevering te noemen. Ik vermoed echter omstreeks het einde van de herfst het werk gereed te zullen hebben.

Daar het in mijn bedoeling ligt mij te houden aan de overige voorwaarden Uwer opdracht, meen ik, met vertrouwen op een gunstig onthaal, mijn plan te mogen onderwerpen aan Uw oordeel.

In afwachting hiervan verblijf ik

met de meeste hoogachting,

Uw dw.

Matthijs Vermeulen.

 

transcriptie vanuit fotokopie, tevens concept

 

origineel: Nationaal Archief

concept: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA