J. Reichenfeld
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 11 februari 1959
Amsterdam − 11-II-'59
Stadhouderskade 141,
Amsterdam
Zeer Geachte heer Vermeulen
Uit uw reactie maak ik, naar ik hoop niet ten onrechte, op dat u mijn journalistieke werk in elk geval au serieux neemt en dit is voor mij een grote geruststelling. Uw critische opmerking, uw wijzen op een onnauwkeurigheid doet me weer beseffen hoe oppervlakkig eigenlijk de journalistiek is, hoe snel je moet reageren met je zogenaamde parate kennis en hoe gevaarlijk dit is. Ik probeer deze sleur, deze steeds dreigende oppervlakkigheid te doorbreken door me zo goed mogelijk te oriënteren, maar helaas zijn dergelijke fouten niet te vermijden. Het wordt me wel eens bang te moede: hoe langer ik schrijf, hoe meer groeit het besef dat het gebied waarvan ik me rekenschap heb te geven, onuitputtelijk is, niet te vatten, niet te overzien.
Ik mis u zeer op de concerten en met mij vele collega's: uw aanwezigheid had iets strijdvaardigs, uw ideeën, om het even of ik me ermee kon vereenzelvigen of niet, hadden een stimulerende uitwerking, doch dit is zeer egoïstisch geredeneerd, daar ben ik me terdege van bewust: U heeft een andere taak te vervullen, een belangrijker taak en ik ben blij dat u zich nu veel rustiger op uw creatieve werk kunt concentreren dan in het van overbodige muziekavonden gonzende Amsterdam.
De Zesde is dus voltooid! Is er een kans op een uitvoering in afzienbare tijd? Ik hoop het van harte. Dan gebeurt er ten minste weer eens iets. Als het zover is, mag ik dan een keertje bij u aankloppen om met u de partituur door te nemen?
Met vriendelijke groeten en de allerbeste wensen, ook voor Thea,
J. Reichenfeld.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA