R.H. Dijkstra
aan
Matthijs Vermeulen
Amsterdam, 12 september 1956
12 September 1956
Beste Matthijs,
Je brief van Vrijdag was, na ons laatste gesprek geen verrassing voor mij. En ook geen teleurstelling. Veeleer bracht hij een soort bevrijding uit een knoop van nachtmerrie-achtige misverstanden.
De situatie is nu tenminste glashelder en ik begrijp en waardeer je besluiten onvoorwaardelijk. Van harte hoop ik, dat de nieuwe phase, die je nu ingaat voor je zelf en voor de muziek in het algemeen zó veel winst zal opleveren, dat het verlies dat de publicistiek erdoor lijdt daarbij in het niet zinkt.
Geloof me, als ik je verzeker, dat er ter zake van dit verlies, dat uiteraard de Groene het meest direct treft, geen spoor van spijt of verwijt mijnerzijds bestaat. Als je mij te voren naar mijn mening zoudt hebben gevraagd, zou ik je zeker geraden hebben te doen wat je nu gaat doen zodra je de mogelijkheid daartoe zou worden geboden.
Juist daarom zou ik het zo gewaardeerd hebben als je deze zaak eerder en open aan de orde hadt gesteld, en mij aldus de gelegenheid hadt gegeven tijdig te overwegen wat ons redactioneel te doen zou staan – als het geval zich voordeed. Een beslissing dienaangaande is maar niet zo een-twee-drie te nemen. Maar ik troost me in dergelijke gevallen maar met de gedachte, dat het óók niet zo best zou wezen als het anders was.
Voor de wijze waarop we je zullen "uitluiden" pleeg ik te voren nog wel even overleg met je. Maar laat tussen ons persoonlijk één ding vaststaan, en wel dat dit geen afscheid is voor zover het nóg wezenlijker dingen betreft dan wel een stukje of geen stukje in een krant.
Met hartelijke groeten
Als steeds
je
Rients.
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA