MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19560706 K. Sanders aan Matthijs Vermeulen

K. Sanders

aan

Matthijs Vermeulen

Landsmeer, 6 juli 1956

6/7 '56

Zeer geachte heer Vermeulen,

Daar ik enkele keren met U in contact ben getreden voel ik mij verplicht U te schrijven, nadat ik de gelegenheid Uw IIe Symphonie te horen, niet verzuimd heb. Het is echter geen eenvoudige aangelegenheid. Ik ben immers niet iemand "van het vak", hoogstens een gevoelig amateur, terwijl ik bovendien besef dat alle doen mijlen hoog staat boven alle oordelen.

Het mistroostige (van mijn zijde) vind ik dat ik Uw muziek waargenomen heb, maar dat het mij niet gelukt is er deel aan te hebben. Ik heb gehoord dat Uw muziek een volstrekt eigen stem heeft − en dat is punt 1. Maar ze bleef mij vreemd, alsof ik op een andere planeet verzeild was en trachtte mijn weg in een (ontwijfelbaar belangrijk) geestelijk labyrinth te vinden, waarvan ik de code maar niet ontdekken kon. Ik vond een begin van ontdekking in het dynamische dat mij panisch expressief voorkwam. Maar in het elegische verloor ik de draad weer omdat het mij − schrik niet − louter illustratief aandeed. Alles tezamen zat ik aan het einde met de indruk van een ruig experiment vol belofte dat de vraag deed opkomen (en het verlangen): wat zou er uit geworden zijn?

En misschien is die vraag zo gek nog niet —

Daarom hoop ik zeer dat de waarlijk meesterlijke hommage die de edele Van Beinum U met deze hechte uitvoering bracht een begin is. Wanneer wij spoedig hierna Uw volgend werk te horen kregen zou het me gelukken kunnen de perspectief te vinden. Een recent voorbeeld uit de schilderkunst doet mij daaraan niet twijfelen.

Ik zal mij dan ook nog hedenavond met een dergelijk verzoek tot de artistieke leiding van het Concertgebouw wenden en hoop op enig antwoord van die zijde.

Met alle hoogachting

K Sanders

[bijgevoegd doorslag van brief aan de artistieke leiding van het Concertgebouworkest:]

6 Juli 1956

Aan de artistieke leiding van het Concertgebouw Amsterdam.

Mijne Heren,

Zonder twijfel zijn er onder degenen die Donderdagavond na de Tweede Symphonie van Matthijs Vermeulen deelnamen aan het applaus velen in dezelfde positie als ik: wij danken Van Beinum voor zijn fameuze prestatie en wij drukken ons respect uit voor Vermeulen. Maar wij hebben (nog) geen aansluiting met de muziek-zelf kunnen krijgen, hoewel wij constateren dat zij een volstrekt eigen stem heeft − hetgeen een soort garantie is. En dan is alles weer voorbij en staan wij onrustig en onbevredigd in het vraagstuk of Vermeulen als componist even geniaal is als muziek-essayist?

Zeker is dat Nederland weinig geesten als Vermeulen rijk is. Hij heeft iets Multatuliaans. Zeker is dat wij ons in Nederland een vraag, zoals zich hier voordoet, zelden kunnen stellen. Maar wanneer wij ons daarvan bewust zijn, moeten wij dan niet trachten haar nog bij het leven van deze mens zelf op te lossen? Gewoon gezegd: Vermeulen leeft nog en Van Beinum leeft nog. Deze constellatie kan plotseling veranderen − en dan mag het nageslacht proberen wat wij zelf verzuimden. Aan posthume huldes is nimmer gebrek geweest. Maar is het onderhavige vraagstuk niet belangrijk genoeg om het zelf ter hand te nemen? Wij, toehoorders, hebben er behoefte aan en wij zouden in een kort tijdsbestek het symphonisch oeuvre van Matthijs Vermeulen in chronologische volgorde willen horen, zo mogelijk zelfs elk stuk gebis[s]eerd.

Mijn verzoek moge ongewoon zijn, niemand kan er aan twijfelen dat het met het oog op de uitzonderlijkheid gerechtvaardigd is: wij willen het formaat van het vraagstuk accentueren. Zo'n daad zal een historisch feit in onze hedendaagse cultuur-activiteit vormen, die overigens immers zo vaak in gruttershanden is. Zij kan het Concertgebouw alleen maar sieren − zelfs ongeacht haar uitkomst.

Gaarne hoop ik dat mijn verzoek ernstig overwogen wordt en verblijf

met de meeste hoogachting

KS.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA