MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19540125 A.C.P. Seyffert aan Matthijs Vermeulen

A.C.P. Seyffert

aan

Matthijs Vermeulen

Rotterdam, 25 januari 1954

Rotterdam, 25 Jan. 1954

Waarde collega,

Neem mij allereerst niet kwalijk, dat ik nog steeds niet heb geantwoord op je briefjes inzake je succes te Brussel. Ik ben twee keer met een griep en bronchitis uit de circulatie geweest en daardoor is veel correspondentie blijven liggen.

Ik heb inderdaad ook opgemerkt, dat die radio-uitzending toch niet de herhaling van je Tweede heeft gebracht; ik had dit verondersteld, omdat het eerste concert van het concours wel herhaald is geweest. Ik zou je alsnog willen aanraden, je hetzij rechtstreeks met het Nationaal Radio Instituut van Brussel in verbinding te stellen, hetzij daartoe de bemiddeling van de Société Philharmonique, Palais des Beaux Arts, in te roepen ten einde na te gaan of de opnamen van de concerten niet nog voorhanden zijn, zodat je ze privé zoudt kunnen horen. Het zou hoogstens een reisje naar Brussel kosten.

Op je aanvankelijke verzoek om nadere indrukken van mij te vernemen kon ik op het ogenblik van ontvangen van je brief al moeilijk reeds meer voldoen. Ik had vier séances met twaalf nieuwe werken achter de rug en ik had al op de concerten gemerkt, dat zelfs de meest geroutineerde verslaggevers notities zaten te maken, alleen met het doel om ten minste enige orde in de vele herinneringen te houden. Aan wat ik schreef in de krant, zou ik wel kunnen toevoegen dat je werk zich voor mij onderscheiden heeft, doordat het het enige was dat niet die miezerige toon had, die veel van de allernieuwste muziek eigen is. Uit het Oosten merk je nog steeds een coquetteren met het 12-toon stelsel, op zijn minst met een zeer vrije dispositie over de 12 tonen, wat dan dikwijls uitloopt op thema's, die er diatonisch heel gewoon uit zouden zien en achteraf van een grimas van kruisen en mollen zijn voorzien. Mahler had in zijn scherzo's (4e en 7e) ook wel zulke dingen, maar dan was de bedoeling toch altijd ironisch of (zelf)-ironisch. Maar zulke figuren treden nu naar mijn smaak te veel op in een stemming van letterlijk dodelijke ernst en het uitgangspunt wordt geheel aan de verkeerde kant genomen. De – voor mijn part – 12-tonige toonladder is niet langer een geordend schema van de tonen die de componist blijkt nodig te hebben, zoals het ABC door een taalwetenschap uit de werken van een dichter kan worden gehaald, maar het lijkt wel basis te worden van de compositie en van de ingevingen daartoe. Ik geloof, dat bij jou de inval en dat wat je te zeggen hebt, primair is gebleven. Of ik je werk tijdens de uitvoering zou hebben kunnen herkennen? Van Voorthuysen beweert in Mens en Melodie dat hij met zijn gissing vrij dicht bij de waarheid was. Het enige wat ik voor mij kan zeggen, is dat ik op het ogenblik dat je naam werd afgeroepen, wel in een stemming kwam van parbleu en "natuurlijk"! Alleen er is een groot verschil met je vierde en vijfde. Naar mijn mening zou je in het Concertgebouw met deze Tweede niet zo onheus bejegend zijn geweest – maar ik moet me kunnen voorstellen dat je je latere werk toch beter vindt.

Je schreef over de tijd van ontstaan: 1920. Ik herinner me nog heel goed je laatste critieken van tijdens het Mahlerfeest en ik kan me voorstellen, dat het vreemd voor je is weer in eens met de gedachten in die tijd te worden teruggezet. Voor mij was het dat, om heel andere redenen weer, eveneens.

Ik heb in mijn verslag te kennen gegeven, dat de uitslag mij niet bevredigde. Ik had de middengroep, waartoe je ook behoorde, hoger getaxeerd willen zien. De schuld acht ik niet te liggen bij de afzonderlijke jury-leden, doch veeleer aan de wijze waarop het gemiddelde wordt getrokken. Men zou echter een wiskundige moeten zijn om een beter systeem te vinden. Men heeft blijkbaar dit gedaan, dat men de x juryleden heeft gevraagd aan elk der twaalf werken een rangcijfer toe te kennen. Uit eenvoudige optelling ontstaat dan vanzelf het "hoogste cijfer" en de eerste prijs enz. In de eerste plaats heeft dit systeem het bezwaar, dat elk jury-lid zal trachten zijn volgorde in overeenstemming te brengen, niet met zijn eigen voorkeur, maar met een soort van ideale voorkeur die hij vaag voor de geest ziet zweven en die, zo hoopt hij, dan ook de uitslag zal zijn. Hij is dus geneigd zich te conformeren met wat hij – te goeder trouw – veronderstelt omtrent de voorkeur van de x-1 anderen tezamen. Verder geloof ik, dat men de rang-orde niet van 12 tot 1 moet laten aflopen met eenheden tegelijk. Het verschil tussen wat wij "de beste" en de "op-een-na beste" noemen kan groot of klein zijn, terwijl het bij de twee laatsten nauwelijks meer een kwestie van groot of klein is; daar begint de zaak al vrijwel zonder belang te worden. Een wiskundige zou hier misschien spreken van "gewicht" van de cijfers en meer zulke begrippen uit de statistiek. Maar ik ben geen wiskundige. Het zou me wel wat waard zijn als iemand als Freudenthal wat over deze kwestie van rangschikking in het midden wist te brengen.

Ik hoop, dat je je symphonie nog in Brussel zult kunnen horen en – dat we het stuk ook nog eens in Nederland te horen zullen krijgen.

Vr. gr.

t à t

Seyffert

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA