Matthijs Vermeulen
aan
R.H. Dijkstra
Amsterdam, 11 juli 1952
11 Juli 1952
Beste Rients
Van ochtend werd ik wakker met het gevoel dat ik je verklaring schuldig ben ener zekere malaise die je misschien bij me hebt opgemerkt.
De oorsprong ervan ligt in je feest. Toen ik daar Schuhmacher, die ik voor een onzer beste schilders houd, zag fungeren als nar (wat hij overigens prachtig deed) besloop me een groeiende gewaarwording van onrust, melancholie en hekel. Ik dacht hoe langer sterker: die rol is voor hem enkel aanvaardbaar en draaglijk, wanneer hij thuisgekomen en tot zichzelf zijn identiteit kan hervinden op bevredigende wijze. Hij kan dat niet. Ik weet dat hij een opdracht van je heeft. Dat is niet voldoende, – mits ze hem vergunt om een paar jaar kalm te werken. Ik geloof niet dat zo 't geval is. Op onze terugreis in de bus (die een reusachtige omweg maakte) heb ik lang met hem zitten praten, en uit een aantal vage aanduidingen een grote ellende afgeleid. Ik heb me wellicht niet daarmee te bemoeien, en misschien vergis ik me bovendien. Excuseer me dan. Maar ik zou niet willen, en ik zou me verantwoordelijk achten, als hij op een morgen in zijn keukentje gevonden wordt met een afgesneden hals, met een open gaskraantje of iets van dien aard. Zonder twijfel kun jij de middelen verschaffen om dat, of de bekoring ervan te verhoeden, en daarom doe ik een beroep op je. Het spreekt vanzelf dat hij niet het flauwste vermoeden heeft van dit briefje.
Hartelijke groeten
MV
concept
Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA