MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19511009 Th. Kurpershoek aan Matthijs Vermeulen

Th Kurpershoek

aan

Matthijs Vermeulen

Loenen a/d Vecht, 9 oktober 1951

Loenen a/d Vecht 9 Oct. 1951

Zeer geachte Heer Vermeulen,

Gaarne wil ik U antwoorden van kunstenaar tot kunstenaar, wat voor mij impliceert van mens tot mens. Van mens tot mens met alle consideratie voor menselijke tekortkomingen, van kunstenaar tot kunstenaar onder het aanleggen van de hoogste maatstaven.

Ik meen U uit Uw werk genoeg te kennen om er zeker van te zijn dat U vooral het laatste als principe aanvaardt. Het was om dit principe dat ik meende U te mogen schrijven zoals ik deed, en niet in de eerste plaats om Uw beweringen te weerleggen.

Ondertussen heb ik toch maar geschreven over onjuistheden enz. wat mij inderdaad de plicht oplegt nader op de zaak in te gaan.

Nu heb ik met de Ned. Opera absoluut niet meer te maken dan wie dan ook, ik ben betaald om een décor te ontwerpen en om op de uitvoering ervan toezicht te houden en daarmee houden de betrekkingen tussen de Ned. Opera en mij op. U kunt mij dus geenszins beschouwen als een spreekbuis van het bestuur van deze instelling.

Wat ik van de Ned. Opera weet, weet ik als buitenstaander, wat ik meer weet dan een buitenstaander is mij òf strikt vertrouwelijk medegedeeld, òf mij ter ore komen doordat ik van nature een zeer nieuwsgierig mens ben. Ik mag dus van deze meerdere wetenschap geen gebruik maken. Hierop doelde ik toen ik U schreef dat het weerleggen van onjuistheden in Uw artikel buiten mijn bevoegdheden valt. Dat ik dit weerleggen niet mijn taak, maar de taak van het bestuur acht is, dunkt mij, zonder meer begrijpelijk.

Er staan echter ook onjuistheden in Uw artikel die ik, als buitenstaander met belangstelling voor de Ned. Opera, als zodanig kan herkennen.

Zo is b.v. Uw informeren naar de leden van het bestuur niet erg grondig geweest, een telefoontje naar het secretariaat van de Opera is voor mij voldoende geweest om te horen wie het zijn, bovendien durf ik gerust beweren dat de heer Koolhaas, hoofdredacteur van "de Groene" U alle gewenste inlichtingen had kunnen geven.

Dat Baylé een contract met de Weense opera had getekend, ingaande op een datum waarop en waarna hij nog verplichtingen bij de Ned. Opera had heeft in de meeste kranten gestaan, zoals ook in "de Telegraaf" en naar ik meen, niet tegengesproken, heeft gestaan dat de heer Cronheim, destijds directeur (en niet v.d. Vies) dit volkomen begrijpelijk vond.

Dat U deze zaken onjuist vermeldt, maar vooral de toon waarop U zulks doet (ieder ander heeft medewerkers of personeel, maar v.d. Vies heeft plotseling "trawanten") bezorgt mij de teleurstelling die mij U deed schrijven "van kunstenaar tot kunstenaar".

Niet Pella, maar H. v. Norden monteerde in samenwerking met v.d. Vies "Jenufa" (onder montering dient verstaan te worden het visuele deel van een opera, dus décors, costuums, belichting enz.)

Waarom nu plotseling alle monteringen onder v.d. Vies' regie ontstaan "prullaria" zijn, is mij ook een raadsel, niet alleen U, maar ook Monteux was indertijd enthousiast over de montering van Ravels "l'Heure espagnol". Monteux zelfs in die mate dat, naar mijn vriend N. Wijnberg mij enigszins onthutst vertelde, hij na de première Wijnberg omhelsde en uitriep: "Ah, si Ravel avait pu voir cela."

Men behoefde overigens geen criticus te zijn om toen te constateren dat er onder Monteux's leiding inderdaad iets met het orkest "gebeurd" was.

Mij is door een lid van het bestuur verteld dat de plannen tot opvoering van "Die Lustige Witwe" nog uit de tijd van Cronheim stammen. Gelukkig zijn wij het eens over het artistiek peil van het geval. Van Léhars houding tijdens Hitler heb ik het tegendeel van wat U schrijft gehoord, zonder dit echter te hebben kunnen controleren.

In de meeste kranten heeft half Juli gestaan dat de Ned. Opera "onder zekere voorwaarden" subsidie zou krijgen. Voordien heeft de Opera dus niemand voor het nu aangevangen seizoen kunnen engageren, zelfs de eigen krachten niet. Welke de "zekere voorwaarden" zijn weet ik niet, of eraan voldaan is weet ik ook niet, maar wel kon ik in Juli reeds begrijpen als buitenstaander, dat het bestuur niet erg kieskeurig zou kunnen zijn bij het engageren van krachten, daar het, dank zij de traagheid ten departemente, nog slechts zou kunnen kiezen uit het overschot. Dat onder deze omstandigheden Kraus vertrok is geen wonder, integendeel, dat Brouwensteyn gebleven is mag een wonder heeten.

Behalve wat ik hierboven schreef over de plannen "Die Lustige Witwe" op te voeren, zijn al de dingen die ik schreef, informaties uit de pers of logische gevolgtrekkingen ervan.

Vindt U het onrechtvaardig wanneer ik van U, wannéér U over deze zaken een artikel gaat schrijven, meen te mogen eisen minstens evenveel ervan af te weten? En U, wanneer U dit niet weet en tóch schrijft, gebrek aan liefde voor het onderwerp: de Ned. Opera, verwijt?

Wilt U mij geloven wanneer ik zeg dat ik, terwijl ik dit alles schrijf, zit te gapen van verveling en ergernis over de meligheid van het hele gedoe. Dat U en ik, door de halfzachtheid in Holland ons werkelijk laten verleiden over omstandigheden te discussiëren, in plaats van te schrijven over het resultaat, het kunstwerk en dat alleen omdat, als we daarover moesten schrijven we in de meeste gevallen konden volstaan met een regel wit. Ik meen althans veel van Uw artikel te mogen verklaren uit die ergernis.

Een kunstwerk kan men alleen beoordelen naar het resultaat, zodra we naar omstandigheden moeten gaan vragen is er met het kunstwerk iets niet in orde, maar is het dan niet beter het kunstwerk onbesproken te laten? Temeer waar "omstandigheden" meestal betekenen: grauwe ellende, beroerdigheid en ziekte, met de bespreking waarvan niet de Kunst, maar wel een sensatiebelust publiek gebaat is. Vindt U het echter gewenst over omstandigheden te schrijven, dan heeft het slachtoffer er recht op dat deze juist vermeld en beoordeeld worden.

Mag ik U nogmaals de verzekering van mijn hoogachting geven en de hoop uitspreken dat, mochten wij nog eens de degens moeten kruisen, dit zal zijn over zaken van hoger gehalte dan de hier besprokene.

Th. Kurpershoek

P.S. v.d. Vies redde zich door bij een veiling te gaan werken. Van Pella weet ik hoegenaamd niets, slechts dat hij ontslag nam. Dat C. in een kamp zat geeft de moffen grote schuld, hem echter geen vrijbrief. C. was het die Heinz Tietjen de Fl. Holländer deed regiseren, laten we de zaken niet nog gekleurder maken dan ze reeds zijn.

K.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA