MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19510605 Hugo van Eeden aan Matthijs Vermeulen

Hugo van Eeden

aan

Matthijs Vermeulen

Groenekan, 5 juni 1951

5 Juni '51

Beste Vermeulen,

Je brief heeft me veel plezier gedaan. Ik had ook allang tot je willen zeggen, dat het niet mijn wil was, dat wij, elkaar kennende en – althans van mijn kant – respecterende, steeds elkaar negeerden. Het gaat zo, dat men een goede gelegenheid afwacht om dat te zeggen, en er tenslotte in berust, dat het zo blijft. Ik ben je dankbaar dat je dat veranderd hebt.

Ik ben nu 42 jaar en heb me mijn hele (korte) leven met muziek bezig gehouden. Mijn creatieve activiteit mag geen naam hebben. Maar sinds ik de laatste 7 jaren critisch werkzaam ben heb ik me intens in het wezen der compositorische activiteit verdiept, en benijd hen, die daartoe het vermogen hebben, niet gering. Jouw stukken in de Groene en je "Princiepen" hebben mijn inzichten gevormd en verdiept. Daarnaast heb ik de philosofische overtuiging, dat de mens zijn persoonlijkheid alleen dan in de volste zin ontplooien kan, niet als hij zichzelf tot zo volledig mogelijke uitdrukking tracht te brengen, maar wanneer hij zich transcendeert, en in zijn schepping iets tracht te be-reiken, dat boven hem, althans buiten hem, is. In jouw melodie, als accurate echo van de mensen van deze tijd, meen ik, in beginsel, dat begrip van schepping terug te vinden. Maar horen, onafwijsbaar horen en herkennen, deed ik het nog niet. Daar zal wellicht nog het een en ander voor moeten gebeuren, rijping in menselijke en aesthetische zin van mijn kant, wellicht een vinden van nog praegnantere en meer adequate uitdrukkingsmiddelen van de jouwe. Tot nu toe vond ik dat ideaal der melodie het meest verwerkelijkt bij Palestrina, Corelli (zijn nameloos verrukkende serenade voor strijkers), Bach (een vioolconcert en andere dingen), vele stukken van Mozart en een heel enkel van Chopin. Het is natuurlijk onhandig van me, om die grote namen zo klakkeloos voor je neus te plaatsen. Ik wil ook niet zeggen: doe als zij. Maar ik dacht, dat je hieruit zou kunnen afleiden wat mij voor de geest zweeft en wat ik meen dat ook jouw streven is. De melodie, die ontstaat dóór de mens, en voor de mensen, maar niet terugvalt óp die mensen. Want in het laatste geval ontstaat (op den duur) weerzin, afkeer, banaliteit, frustratie van wat wij meenden dat het beste in ons was. Dat beleef ik bij veel stukken van Wagner en Strauss, juist omdat ze zo schitterend gerealiseerd zijn. Maar dat is persoonlijk, denk ik.

Hartelijk gegroet,

Hugo v. E.

Oranjelaan 5a

Groenekan, Utrecht.

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA