MATTHIJS VERMEULEN

Componist, schrijver en denker

19500625 K. Sanders aan Matthijs Vermeulen

K. Sanders

aan

Matthijs Vermeulen

Landsmeer, 25 juni 1950

Landsmeer 25/6/50

Zeer geachte Heer Vermeulen,

Aangezien deze zondagmorgen triester is dan ik verwachtte en ze dus niet aan de zon besteed kan worden – wat mijn plan was – heb ik een spoedige gelegenheid Uw brief, waarvoor 'k U gaarne dank, te beantwoorden. Laat dit U niet bezwaren. Uw druk bezette tijd en Uw langzame werkmethode ontslaat U van iedere "verplichting" tot een antwoord. Ik voldoe slechts aan een behoefte, en die vrijheid mag men nemen waar het zaken betreft die ons wezen raken.

Mijn leven is stellig niet zo ingericht dat ik over een overvloed van vrije tijd beschik. Ik heb een dagelijks werk te verrichten dat ver van de terreinen van gemoed en geest verwijderd ligt en het stelt mij de dagelijkse eis van 4 à 5 reisuren alvorens het te bereiken en weer te verlaten. Het stelt mij bovendien de eis van een gespletenheid in houding, die dikwijls een kwelling is maar die toch misschien ook wel het voordeel meebrengt van de dorst te onderhouden, zonder welke onze eigenlijke geestelijke veerkracht en gezondheid zou kunnen verslappen of verstarren.

En ons geschrijf zie ik op dezelfde wijze. Het is dwaas en onnuttig zich in een strijd om "het gelijk hebben" te begeven. Wanneer mijn brief U enkele gedachten levert, al was het alleen maar om ze te bestrijden, of gedachten oproept om ze te huldigen, dan doet ze haar dienst als verschijnsel in de natuur van het geestelijk leven en dat is alles wat ik er mee "bedoel". En ik geloof dat ook U een te roerig element in dit domein bent, een te levend element, dan dat U ooit zou begeren apostelen te kweken, of er een te zijn. De vrije mens is heer noch knecht. Hij is leven-brengend en leven-ontvangend en de rest laat hem koud.

Ik geloof dus dat de kwestie v. Beinum door het verschil van ervaring kan blijven liggen. Ik neem Uw bekentenissen onvoorwaardelijk aan en ik zeg dus dat er nog de mogelijkheid voor mij ligt tot dergelijke ervaringen, hoewel ik er heel wat minder gelegenheid toe zal hebben dan U. Wat Beethoven betreft, ik geloof dat hier een mis-verstaan schuld is. Stellig hangt het verschijnsel Beethoven ten nauwste samen met de Franse Revolutie, maar de ervaringen die ik opdoe bij het aanhoren van de 9e Symph. zijn van een zodanig ander plan dat ik de mening als zouden daar de ideeën van de Fr. R. hun gedaante hebben gevonden, volstrekt van mij werp. Vandaar dat ik beweerde (omdat ik zulks besefte) dat er vóór die 9e Symph. heel wat gebeurd moet zijn. Er ligt een kloof tussen deze en de andere en een zodanige kloof dat het geen wonder is, dat ze zijn laatste was.

In mijn vorige brief heb ik enigszins proberen aan te duiden wat ik in deze muziek hoor en het zou te wijdlopig worden daar nogmaals op in te gaan. Ik geloof dat het mij op een genadig uur mogelijk zou zijn dit duidelijker te zeggen, b.v. een avond aan of op het water, een stille middag in een bos. Want de natuur helpt ons aan de taal en ze strijkt ons gemoed zo glad als een waterspiegel, waarin de beelden eerst weerkaatsen kunnen. Wat weet deze stenen wereld daar nog van? Ze raakt verward in een cacaphonie van echo's, die te zamen een brij van lawaai vormen waarin alleen de hardste schreeuwer nog maar bovenuit kan komen. En ik heb een hekel aan schreeuwen.

Uw opmerking over de techniek die men maar niet verwerven kan boeit mij ten hoogste en ik ben U dankbaar voor deze kleine, onwillekeurige opmerking. Ik stem volkomen met Uw mening in, dat wie techniek heeft aan 't eind is. Want ook hier zie ik weer het levenbrengend beginsel werkzaam. Het innerlijk proces zoekt een techniek om tot gestalte te komen. En deze scheppingsworsteling zou verzanden, als het innerlijk proces in ons niet voortschreed. Al het zweet, al het zuchten, al het tobben duidt niet op een gebrek maar op een voortgang ter ene zijde, waarbij de vaardigheid achterblijft. En al kunnen we in onze moeilijke uren dan wel eens wensen van deze onaflaatbare kwellingen verlost te zijn, in onze beste weten we wel beter.

Ik vertel U niets nieuws, maar het kan U misschien in Uw werk bemoedigen te weten dat rondom dezelfde tobberij gaande is, met dezelfde aandacht. Zoals het U mag stimuleren dat het geloof en de liefde die in u werken elders herkend worden. En tenslotte schrijft u immers voor diegenen.

Met groet & hoogachting

K Sanders

Verblijfplaats: Amsterdam, Bijzondere Collecties UvA